Uitvaartmarkt zal jarenlang fors groeien
Elk overlijden is een trieste, schokkende gebeurtenis, waarbij goede dienstverlening nodig en zeer gewenst is. De uitvaartbranche speelt daarin de grootste rol. Respect en professionaliteit zijn -als het goed is- immer de sleutelbegrippen. Tegelijkertijd is de uitvaartwereld ook een gewone bedrijfstak waarin harde euro’s worden verdiend. „De ene kist is de andere niet.”
Toegegeven, de zegswijze ligt erg voor de hand. Maar als érgens zichtbaar is dat de één z’n dood de ander z’n brood is, is dat in de Utrechtse Jaarbeurs, waar tot en met morgen de vierjaarlijkse beurs ”Uitvaart” wordt gehouden. Het platform waar de complete sector bijeen is. Van grafdelfmachinebouwer tot steenhouwer, van drukwerkspecialist tot lijkautoverhuurder, van begraafplaatsbeheerder tot leverancier van tijdelijke grafmonumenten en kweker van bomen speciaal voor dodenakkers.
De dood is een markt, met bijbehorende mechanismen en uit de aard der zaak onwrikbare zekerheden. Want elk jaar sterven in Nederland iets meer dan 140.000 mensen, zegt C. Vos van doodskistenfabriek Vos-Molenaar BV uit Bergschenhoek. Van de doden wordt in ons land 48 procent begraven en 52 procent gecremeerd. Maar altijd is er een kist nodig, dat schrijft de Wet op de lijkbezorging voor.
Vos’ bedrijf, met vijftien werknemers, is jaarlijks goed voor 7000 kisten. Mahonie, teak, kersen, essen, beuken of eenvoudig vurenhout: de goedkoopste spaanplaatkist kost 200 euro, de duurste, massief met ingelegd notenhout, komt op 6000, 7000 euro. „Wij staan bekend om de mooie afwerking.” In deze deelsector zijn tien bedrijven actief, „plus nog wat kleintjes die vooral regionaal werken.”
De dood is ook een groeimarkt, weet Vos. Want richting het jaar 2020 neemt het aantal overlijdens sterk toe: met tienduizenden per jaar. „De top is als de naoorlogse, de babyboomgeneratie sterft.” Dat betekent voor zijn bedrijf -in de vrouwelijke lijn is inmiddels de vierde generatie actief- zeker groei, al is dat niet het voornaamste doel. „We verdienen een goede boterham aan tevreden nabestaanden die reclame maken onder familie en vrienden.” Vos vindt het jammer als er over zijn mooie kisten tijdens de uitvaart „een sprei” wordt gedrapeerd die het zicht op het ambachtelijke werkstuk beneemt. „Want de ene kist is echt de andere niet.”
Als ergens de voortschrijdende individualisering en de veelkleurigheid van de Nederlandse samenleving zichtbaar worden, is dat op Uitvaart 2004. Neem de extravagante en hippe rouwlimousines: zelfs de retro-Chrysler PT Cruiser kan daarvoor dienen, of een Jaguar S-type. Een oranje Mercedes is beschikbaar voor islamitische uitvaarten: oranje blijkt de kleur van vrijheid en spiritualiteit.
Bloemen in hars, gedenktekens van glas-in-lood, de uitvaartbus, een digitaal testament, rieten kisten, uitvaartmuziekwebsites en kisten van sloophout: het levenseinde inspireert tot zaken die in de behoudende begrafenistraditie niet snel of nooit zullen landen. Tegelijk is op Uitvaart 2004 te ontdekken dat bijvoorbeeld de huidige gangbare opbaarpraktijk de komende jaren opvallende veranderingen gaat doormaken, waarmee vrijwel iedereen te maken krijgt.
Neem de praktijk van de thanatopraxie, niet letterlijk te vertalen met balsemen maar er wel aan verwant. De sector zoekt nog naar een goed Nederlands woord dat de techniek weergeeft. Hans Heikoop, directeur van Mortuarium Schiphol en van de Zorg Diensten Groep (ZDG) uit Geldermalsen, hoopt dat de techniek, waarbij een conserverende vloeistof via een sneetje in de lies bij de overledene wordt ingebracht, zo snel mogelijk in de wet wordt opgenomen. Nederland is bij zijn weten het enige Europese land dat de thanatopraxie nog niet kent.
Koeling is vaak lastig, maakt lawaai en werpt een barrière op.” Na een thanatopraxiebehandeling -vooralsnog uit te voeren in een rouwcentrum of ziekenhuismortuarium- kan de dode thuis in bed worden opgebaard. „Nu is elke vorm van conserveren verboden, eigenlijk zelfs het koelen. Door thanatopraxie wordt de termijn van vijf dagen die voor begraven of cremeren staat niet opgerekt. Al blijft een lichaam, afhankelijk van de gebruikte vloeistof, wel tien tot veertien dagen goed.”
Voordeel ervan is dat het afscheid nemen van de geliefde „veel natuurlijker” kan verlopen. „Aanraking is gemakkelijker, uit het oogpunt van rouwverwerking een heel goede zaak.” Heikoops ZDG wil ook graag dat mensen uit de thuiszorg worden opgeleid om doden te verzorgen -„afleggen gebruiken we niet meer”- en dat uitvaartverzorgers op termijn bekwaam worden gemaakt om de conserveringsmethode uit te voeren.
Een andere techniek die tijdens de beurs volop aandacht heeft, is het zogenaamde vriesdrogen, waarbij de overledene wordt diepgevroren, het water aan het lichaam wordt onttrokken, waarna het tot stof wordt geschud. „Dat stof wordt dan vervolgens begraven of, soms, alsnog gecremeerd.” Heikoop, een van de drie topmensen in de landelijke uitvaartbranche, ziet de techniek hier niet snel een heel hoge vlucht nemen.
Die visie deelt Kees Schiphouwer, hoofd marketing van Yarden, een grote uitvaartverzekeraar en -verzorger. Yarden toonde de techniek gisteren, met inschakeling van de Zweedse promotor ervan. „Zweden zal proeftuin zijn, daarna waaiert de ”ecobegrafenis” langzaam uit over Europa. Op den duur wordt de verhouding 40 procent begraven, tegen cremeren en vriesdrogen elk 30 procent.”