Cultuur & boeken

Een boek om verdwenen woorden terug te toveren

Wat gebeurt er als kinderen opgroeien zonder gevoel voor wat er om hen heen leeft en groeit? Als ze niet meer weten wat een ijsvogel of een tjiftjaf is, een dagpauwoog of een citroenvlinder, een eik of een els, een dovenetel of een boterbloem, een salamander of een pad?

Gert van de Wege
20 April 2020 15:55Gewijzigd op 16 November 2020 18:59
beeld uit ”Verloren woorden”
beeld uit ”Verloren woorden”

Zulke kinderen voelen zich minder thuis in de wereld, en daardoor zullen ze minder zorg dragen voor de natuur om hen heen.

Er is de afgelopen decennia veel natuur verdwenen. Hoeveel kinderen van nu hebben nog oog in oog gestaan met onze nationale vogel –de grutto– of kennen het magistrale moment in het voorjaar dat zijn roep boven de weilanden klinkt? Helaas: waar de intensieve landbouwindustrie bloeit, daar zwijgt de grutto.

Tegelijk is er een andere ontwikkeling gaande. De wereld van de schermen en schermpjes biedt zo veel instantbevrediging, dat het voor de natuur moeilijk concurreren is. De vlinder die wegvliegt als je hem nadert, de plant die net uitgebloeid is, de vis die uit de aard der zaak altijd onder water is – het kost moeite en tijd om ze te leren kennen. Op het scherm is altijd alles voorhanden, alles, nu en direct.

Hoe keren we het tij? De Engelse reis- en natuurschrijver Robert MacFarlane heeft een boek met twintig ”betoverspreuken” gemaakt om namen van dieren en planten die verdwenen zijn terug te toveren: woorden als adder, klimop, otter, winterkoning. Het zijn woorden die uit de taal van kinderen (en volwassenen?) verdwenen zijn en de bedoeling van MacFarlane is dat zijn boek helpt om deze woorden weer tot leven te wekken. Door de spreuken hardop te lezen, zo is het idee, worden kinderen nieuwsgierig, en gaan de woorden weer een plek innemen in kinderharten en -verhalen.

”Verloren woorden” is echter meer dan een boek met spreuken. Het is een boek dat schitterend (en in Engeland prijswinnend) is geïllustreerd door Jackie Morris, op royaal formaat. Misschien zijn de vormgeving en de illustraties voor kinderen nog wel aantrekkelijker dan de spreuken. Want één ding is zeker: als je dit boek op tafel legt, dan gaat er iets gebeuren. Het is onweerstaanbaar.

Een van mijn favoriete spreuken is die over de kastanje. Daarin wordt aan een kastenmaker, een koning en een technicus gevraagd of zij kastanjes kunnen maken. Kastenmaker, zou u voor mij een kastanje kunnen fabrieken? Z’n hout inwrijven, z’n fineer vernissen, ’m laten glimmen van binnenuit?

Uiteraard luidt het antwoord ontkennend. Want, zoals de conclusie luidt: er is maar één ding waaraan kastanjes komen, en die dingen heten bomen. Zo helpen MacFarlane en Morris de lezer om het wonder van een simpele kastanje te zien.

Bij alle lof voor dit prachtige boek hoort een enkele kritische opmerking. De eerste is: waar zijn de insecten? Dit is een boek over vogels, planten, bomen, reptielen; de dagpauwoog of de aardhommel had er ook in gehoord (of welk ander insect dan ook).

Verder: de illustraties van Jackie Morris mogen dan soms een bijna Dürer-achtige kwaliteit bezitten (kijk eens naar haar paardenbloem!), maar vogels zijn niet haar sterke punt. Die hebben bijna zonder uitzondering een suffige uitdrukking; de eksters die een nest aan het bouwen zijn lijken hier meer op onthechte filosofen dan op de alerte kwajongens die ze in werkelijkheid zijn.

Ten slotte: de teksten van MacFarlane –knap vertaald door Bibi Dumon Tak– zijn in veel gevallen misschien geschikter voor volwassenen dan voor kinderen. Deze regel uit de spreuk over de wilg is mooi, maar ik betwijfel of een tienjarige er enthousiast van wordt: „Laat ons je binnenste binnen zien, wilg, o toon ons/ je bezemtak, je scheut, je nerf, je knoest, je wit,/ je ruwste bolster, je blankste pit die niemand ziet.”

Wat dan wel weer heel inspirerend is: elk gedicht is een acrostichon. Dat wil zeggen dat de eerste letters van elke regel of zin of strofe samen het woord vormen dat opgeroepen wordt. De spreuk over de wilg bijvoorbeeld bestaat uit vier delen, die respectievelijk beginnen met w, i, l, g. En dat is een manier van schrijven die voor kinderen veel houvast biedt. Op diverse scholen werden, in precoronatijden, leerlingen uitgedaagd om hun eigen ”betoverspreuk” te maken. Dat is zeker ook geen slechte activiteit voor kinderen die in coronatijden thuiszitten. Dit boek kan daarvoor een rijke bron van inspiratie zijn.

Boekgegevens

Verloren woorden. Een betoverboek, Robert MacFarlane en Jackie Morris (vert. Bibi Dumon Tak); uitg. Querido; 128 blz.; € 23,50

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer