Auto van de zaak is meer dan auto alleen
Een auto van de zaak. Het was jaren een paradepaard waarmee werknemers aan buren en familie konden laten zien dat ze een goede baan hadden. Hoe groter de auto hoe beter. Maar strengere milieu-normen, bijtelling en het terugdringen van de bedrijfskosten zijn tegenwoordig duidelijk waarneembaar in het autobeleid van veel bedrijven.
Het komt nog maar zelden voor dat bedrijven de auto van de zaak inzetten als lokkertje voor nieuw personeel of als een soort van verkapt salaris. Het wagenpark vormt voor een werkgever een forse kostenpost. Optimale inzet is daarbij geboden. De huidige stand van de elektronica biedt daarbij hulp. Zo kunnen door middel van een trackingsysteem de medewerker en zijn auto worden gevolgd op het bedrijf. Op het beeldscherm ziet men precies welke auto zich waar bevindt.
Bovendien gaan steeds meer bedrijven over op het inzetten van een kleinere vloot auto’s die een vaste standplaats op het bedrijf heeft. Werknemers die een auto nodig hebben voor een bedrijfsmatige verplaatsing plannen deze via een computersysteem in. Dat levert voor het bedrijf een enorme besparing op.
Handige oplossing
Dat betekent dat werknemers vaak alleen nog maar een auto van de zaak hebben als ze dag in, dag uit vanuit de woonplaats meteen naar klanten en relaties moeten. Die auto van de zaak wordt meestal niet meer door bedrijven gekocht. Leasing is de meest gekozen oplossing. En leasemaatschappijen bieden hun klanten steeds vaker een complete vervoersinvulling. Dat betekent dat niet alleen auto’s worden ingezet, maar dat door middel van apps voor iedere zakelijke verplaatsing wordt bepaald wat bedrijfseconomisch de meest voordelige en handige oplossing is.
Een voorbeeld: een bedrijf is gevestigd in het centrum van een stad, tegenover het station. Als een medewerker naar een klant moet in een andere binnenstad, dan is het onzinnig om daarvoor een auto in te zetten als de treinreis korter duurt. Bovendien hoeft de medewerker dan geen parkeerkosten te maken.
Verplaatsing binnen de directe omgeving kan wellicht veel handiger met een fiets. Daarom voorzien leasemaatschappijen steeds meer in een totale vervoersoplossing. Moeten er spullen meegenomen worden, maar is de rijafstand relatief bescheiden, dan staat er een compacte elektrische auto klaar. Moet een vertegenwoordiger naar Zuid-Europa, dan wordt een grote, comfortabele auto ingezet.
Bijtelling
Bijtelling heeft de laatste vijftien tot twintig jaar een belangrijke rol gespeeld bij de keuze die werknemers maken bij een auto van de zaak. Bijtelling wordt door de Belastingdienst geheven in de vorm van een percentage van de cataloguswaarde van de auto bij aflevering inclusief af fabriek geleverde opties. Die bijtelling wordt alleen geheven als de berijder meer dan 500 kilometer per jaar aan privékilometers aflegt. Om onder de bijtelling uit te komen is een sluitende kilometerregistratie nodig volgens de normen van de Belastingdienst.
Bijna altijd zijn er mazen in de wet geweest om onder (een deel van) de bijtelling uit te komen. Eind jaren tachtig werden veel hatchbacks ontdaan van de achterbank voorzien van een grijs kenteken en bleef bijtelling achterwege. Toen de bpm en dus ook de cataloguswaarde afhankelijk werden van de CO2-uitstoot werden met name door auto-importeurs allerhande trucs uitgehaald om het gemeten brandstofverbruik zover mogelijk terug te dringen. Daardoor konden bepaalde auto’s aan extra gunstige voorwaarden voldoen.
Tegenwoordig is het strikter en duidelijker. Voor alle auto’s geldt een bijtelling van 22 procent op de cataloguswaarde. De enige uitzondering zijn elektrische auto’s. Daarvoor geldt bij aanschaf in 2020 een bijtellingspercentage van 8 procent over de cataloguswaarde tot 45.000 euro. Kost de auto meer, dan wordt over dat meerbedrag gewoon 22 procent berekend. De komende jaren gaat het bijtellingspercentage op elektrische auto’s geleidelijk omhoog en wordt de grenswaarde voor de catalogusprijs juist verlaagd.
Uitzondering
De zo aantrekkelijke auto van de zaak wordt kortom steeds meer een uitzondering. Bedrijven rekenen eerst voordat ze tot aanschaf of lease overgaan. En dat betekent dat de individuele werknemer vaker dan voorheen een eigen auto zal moeten aanschaffen of –zo nodig– huren. Uiteraard voor privéritten. En let wel, de Belastingdienst ziet woon-werkverkeer als privékilometers Is het dan verleden tijd dat een werknemer een nieuwe auto kan rijden? Nee. Daarvoor hebben automerken en leasebedrijven de zogenaamde private lease in het leven geroepen.
Afhankelijk van het aantal geplande kilometers en het aantal jaar dat de auto zal worden gereden, betaalt men privé een vast bedrag per maand. Daarin is alles begrepen, met uitzondering van de brandstofkosten. Worden er dan met deze auto zakelijke kilometers gereden, dan krijgt de werknemer daarvoor een kilometervergoeding waarmee een deel van de kosten van private lease wordt vergoed.