Kerk & religie

De oude koninkrijken van Zuid-Arabië: van Sheba naar Jeruzalem

Een nieuwe expositie in het Bijbellandenmuseum in Jeruzalem werpt licht op de oude koninkrijken in Zuid-Arabië en de geschiedenis van de Jemenitische Joden. De tentoonstelling ”Jemen. Van Sheba naar Jeruzalem” is het hele jaar te zien.

Alfred Muller
7 April 2020 16:42Gewijzigd op 16 November 2020 18:50
beeld Bijbellandenmuseum, Naftali Hilger
beeld Bijbellandenmuseum, Naftali Hilger

In het zuidelijk gedeelte van het Arabisch schiereiland bevonden zich verschillende koninkrijken, die door karavanen in verbinding stonden met Israël, Egypte en Mesopotamië. Belangrijke producten uit Arabië waren mirre, balsem en wierookhars.

Het koninkrijk van Sheba is het oudste koninkrijk dat prominent werd in Zuid-Arabië. De bloei was te danken aan de grote dam bij de hoofdstad Marib, waardoor er genoeg water was om honderden hectares land te irrigeren.

De route van Zuid-Arabië naar Juda was ongeveer 2400 kilometer. Maar vaak werden de specerijen al verkocht aan tussenhandelaren voordat ze hun gebied bereikten. De meeste tussenpersonen woonden in het noordwesten van Arabië, zoals de bewoners van Yayma en Dedan, en in latere periodes de Nabateeërs.

Curator dr. Yigal Bloch van het Bijbellandenmuseum geeft aan dat er geen wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat het koninkrijk van Sheba werd geregeerd door een koningin. Koninginnen zaten wel op de troon in rijken in het noordelijk deel van Arabië. „Er zijn honderden namen van koningen gevonden in Zuid-Arabië, maar niet van koninginnen. Koninginnen kwamen wel voor in Noord-Arabië rond 750 voor Christus.”

Bekend is de geschiedenis in 1 Koningen 10 van de koningin van S(c)heba, die een bezoek bracht aan koning Salomo, die regeerde van 965 tot 932 voor Christus. Ze bracht specerijen, goud en edelstenen mee. In het oude Assyrië zijn inscripties gevonden die deze voorwerpen ook noemen. Assyrische koningen kregen in de achtste en zevende eeuw voor Christus bezoek uit Zuid-Arabië van bewoners die deze giften meebrachten.

Bloch vertelt dat het idee dat de vorstin uit Ethiopië kwam afkomstig is van de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (ca. 37-100). „Hij begreep dat de koningin een beroemd persoon moest zijn uit een beroemd koninkrijk. Het koninkrijk Sheba bestond in zijn tijd, maar het was klein en onbelangrijk. Ethiopië en Egypte waren in zijn tijd echter van betekenis, dus hij verbond de koningin daarmee. Het Ethiopische koninklijk huis heeft een traditie die zegt dat hun leden van de koningin afstammen, maar deze traditie dateert uit de middeleeuwen.”

Himyar

Na Sheba kwamen de koninkrijken van Ma’in, Qaaban en Hadhramaut op. In de eerste eeuw voor Christus werden de machthebbers van het koninkrijk van Himyar de baas. De groeiende macht van Himyar was te danken aan het toenemende belang van de zeeroutes tussen Zuid-Arabië en het Romeinse Rijk.

Himyar slaagde erin Sheba en andere koninkrijken te onderwerpen. Elk koninkrijk had zijn eigen god. De machthebbers in Himyar begrepen dat één godsdienst de politieke eenheid zou bevorderen. Onder invloed van Joden in Himyar adopteerden de koningen het monotheïsme aan het einde van de vierde eeuw. Toen de islam in de zevende eeuw zijn intrede deed, bestond monotheïsme dus al.

Vanaf de derde eeuw voor het begin van de jaartelling begon de bloei van het Nabatese koninkrijk, met als hoofdstad Petra in het huidige Jordanië. Het koninkrijk strekte zich uit van het zuiden van het Arabisch schiereiland tot de Negev en Gaza. Vanuit Gaza werden de specerijen naar verschillende bestemmingen langs de Middellandse Zee verscheept.

Het museum heeft een groot aantal voorwerpen bijeengebracht voor de expositie. Deze zijn afkomstig uit de collectie van het Bijbellandenmuseum zelf en uitgeleend door het Israël Museum, de Israëlische Oudheidkundige Dienst en particulieren. Uit de voorwerpen blijkt dat in Arabië een hoge cultuur werd bereikt. Kunstenaars maakten grafstenen met namen van overledenen, sieraden en allerlei voorwerpen, die vaak een cultische functie hadden. Kunstenaars maakten munten naar het voorbeeld van Atheense munten.

Inscripties waren veelal in Oud-Zuid-Arabisch, een taal die slechts een beperkt aantal geleerden machtig is. In de voorwerpen zijn namen gegraveerd. Een tablet met een Zuid-Arabische inscriptie noemt de naam van een hoge functionaris in Sheba die naar verre oorden reisde, waaronder „de steden in Juda.”

De Jemenitische Joden

De Jemenitische Joden vertellen soms dat ze al voor de verwoesting van de Eerste Tempel in 586 voor Christus in Jemen woonden. Er zijn echter geen wetenschappelijke aanwijzingen dat er al voor het begin van de jaartelling een Joodse gemeenschap bestond in Zuid-Arabië.

Het kan zijn dat ze meekwamen met het Romeinse leger toen dat naar Zuid-Arabië trok. Met de Romeinen kwamen namelijk 1000 Nabatese en 500 Joodse soldaten mee.

Na de opkomst van de islam was de situatie van de Joden aanvankelijk goed, maar er waren ook periodes waarin ze verdrukt werden. Dat was bijvoorbeeld het geval na de komst van Sabbatai Zevi (ca. 1626-1676). Hij beweerde van zichzelf dat hij de messias was, maar hij bekeerde zich later onder druk tot de islam.

Zevi had ook volgelingen in Jemen, maar de islamitische heersers zagen dat als rebellie. Ze verbanden de Joden naar de kust, waar velen stierven. Later mochten ze echter terugkeren naar de welvarende streken.

Het Bijbellandenmuseum stelt een aantal voorwerpen tentoon die typerend waren voor de Jemenitische Joden. Ze bewaarden bijvoorbeeld de Thorarol in een houten kast, ze hadden speciale gebedsboeken en de Thora werd voor de vrouwen vertaald in het Arabisch, want ze leerden geen Hebreeuws.

Bij de expositie zijn ook een aantal foto’s te zien van Naftali Hilger, die Jemen verschillende keren bezocht tot het begin van het uitbreken van de burgeroorlog in 2015. Hij maakte ook foto’s van de ongeveer honderd zielen tellende Joodse gemeenschap in Jemen. De meeste Jemenitische Joden emigreerden naar Israël.

Uit de foto’s blijkt dat de Joodse traditie een belangrijke rol voor hen speelde. Kinderen leerden de Thora te bestuderen. Ze lazen de tekst van alle kanten, omdat het boek voor de leraar lag en er maar één exemplaar was. Het op de kop lezen van de tekst hebben ze als volwassene niet verleerd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer