Kerkgangers vrijgeviger
Nederlanders die minstens eenmaal per maand naar de kerk gaan, geven gemiddeld ongeveer 220 euro per jaar meer aan maatschappelijke organisaties dan onkerkelijke landgenoten. Dat blijkt uit een onderzoek naar factoren die het geefgedrag bepalen, waarop de socioloog René Bekkers vrijdag aan de Universiteit Utrecht promoveert.
Uit het onderzoek onder ruim 1500 Nederlanders blijkt dat niet het karakter, maar maatschappelijke omstandigheden bepalen hoeveel geld en tijd iemand aan goede doelen en vrijwilligerswerk geeft. Vrijgevige mensen hebben vaak een hoge opleiding, zijn sterk religieus, wonen in een kleinere gemeente en hebben een voltijds baan en een hoger inkomen, concludeert Bekkers.
Mensen met een hbo– of universitaire opleiding geven jaarlijks gemiddeld 120 euro meer aan goede doelen dan laagopgeleiden, rekening houdend met verschillen in inkomen. Ook emotionele betrokkenheid bij anderen speelt een rol bij het geefgedrag. De meest emotioneel betrokken Nederlanders geven per jaar ongeveer 85 euro meer dan hun landgenoten die die eigenschap het minst bezitten.
De gangbare theorie dat karaktereigenschappen en een levensinstelling waarin de noden van anderen centraal staan het geefgedrag bepalen, klopt volgens Bekkers niet. Slechts 30 procent van de verschillen in geefgedrag zijn daartoe te herleiden.
De sociale omstandigheden waarin mensen leven en opgroeien, bepalen ongeveer 70 procent van de verschillen in vrijgevigheid, aldus de socioloog. Vooral druk van de omgeving speelt een rol bij de beslissing om „tijd, geld, bloed en organen" ter beschikking te stellen. Ook het voorbeeld van ouders heeft grote invloed.