Christelijke psychosociale ondersteuning bij huis
Veel mensen worstelen met zingevingsvragen. Te licht voor de ggz, te zwaar om op eigen kracht te overwinnen. Ze kunnen terecht bij hulpverleners in het veld vóór de ggz, waar ook orthodoxe christen actief zijn. „Veel kan door onze begeleiding worden opgelost of verlicht, tegen lage kosten.”
Jobhoppen is Harm Rebel vreemd. Na afronding van zijn opleiding maatschappelijk werk, in 1996, trad hij in dienst van Stichting Schuilplaats. De eerste zeven jaar was hij werkzaam als psychosociaal hulpverlener, de tweede zeven jaar hield hij zich bezig met kwaliteitszorg. Onder zijn regie verwierf de organisatie het HKZ-kwaliteitskeurmerk. Sinds 2010 is hij leider van het team, dat vijftien uitvoerende hulpverleners en drie ondersteunende krachten telt, samen goed voor pakweg acht fte. Een deel van de werkers heeft aanvullende expertise, onder andere op het terrein van de contextuele therapie en hulp bij seksverslaving.
Rebel bleef bewust werkzaam bij de kleine interkerkelijke organisatie, die actief is in het zogeheten voorliggende veld: het terrein vóór de geestelijke gezondheidszorg. „Inhoudelijk spreekt de breedte van het werk me aan. Vaak is er sprake van een combinatie van problemen die met elkaar verband houden. Dat pleit voor een generalistische in plaats van een specialistische aanpak.”
De charme van de kleinschaligheid ligt voor de psychosociale hulpverlener in de korte lijnen, zowel intern als extern. In de loop der jaren stichtte Schuilplaats twaalf lokale en regionale locaties voor diaconaal maatschappelijk werk. De door de organisatie gedetacheerde hulpverleners worden bekostigd door lokale kerkelijke gemeenten, algemene giften van kerken en particulieren en de eigen bijdrage van cliënten. Een aantal hulpverleningslocaties ontvangt subsidie van de burgerlijke gemeente(n) in de betreffende plaats of regio. „Je kunt op deze manier de hulpverlening dicht bij de mensen brengen”, is de ervaring van Rebel. „We doen dat in nauwe samenwerking met huisartsen, kerken en partnerinstellingen in het gebied.”
Relatieproblematiek
Schuilplaats startte in 1980 als reformatorische prolifeorganisatie, maar ontwikkelde zich gaandeweg tot een organisatie voor psychosociale hulpverlening vanuit Bijbelse principes. Gericht op problematiek met sterk levensbeschouwelijke aspecten, zoals rouwverwerking. Het veld werd gedeeld met De Vluchtheuvel (opgericht vanuit de Gereformeerde Gemeenten) en De Driehoek (opgericht door de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt), organisaties met een identieke doelstelling. De Driehoek, die in 2011 fuseerde met de Lelie zorggroep, werd in 2016 opgeheven.
Hulpvragers kunnen zonder verwijzing van de huisarts bij Schuilplaats en De Vluchtheuvel terecht. De organisaties zijn ook niet gebonden aan beperkingen die door zorgverzekeraars worden opgelegd. „Ons principe is: zo kort als het kan en zo lang als het moet”, vat Rebel samen. „Van cliënten horen we vaak dat ze bij ons de tijd krijgen om hun verhaal te doen. Voor bepaalde thematieken, zoals stress of gebrek aan zelfvertrouwen, bieden we groepscursussen aan.”
In de top tien van hulpvragen staat relatieproblematiek met stip op één. Daarna komen burn-outklachten en de worstelingen rond identiteit en zelfbeeld. „De laatste jaren zien we ook een sterke toename van seks- en pornoverslaving.” Als de problematiek te zwaar is voor de werkers van Schuilplaats, vindt via de huisarts verwijzing naar een gespecialiseerde hulpverlener plaats.
„Afhankelijk van de klachten naar de basis-ggz of de gespecialiseerde ggz. We hebben goede contacten met Eleos. Bij lichtere problematiek zoeken we na afronding van het begeleidingstraject door onze hulpverleners vaak naar een zogeheten steun- en leuncontact in het eigen netwerk van de cliënt. De familie, de vriendenkring of de kerkelijke gemeente.”
Praktijkondersteuner
Naast zijn taak als teamleider bleef Rebel tien uur per week actief in de daadwerkelijke hulpverlening. „Omdat ik binding wil houden met de inhoud van het vak. Je ervaart dan persoonlijk waar de knelpunten liggen en hoe vernieuwingen in de praktijk uitpakken. Dat voorkomt een kloof tussen management en de werkers op het grondvlak.”
Gezien de grote druk op de ggz-instellingen zouden zorgverzekeraars volgens de teamleider van Schuilplaats meer oog mogen hebben voor de betekenis van organisaties en individuele hulpverleners in het voorliggende veld. De positie daarvan is overigens al versterkt door de introductie van de praktijkondersteuner voor geestelijke gezondheidszorg (poh-ggz), die elke huisarts in dienst moet hebben. Rebel beschouwt orthodox-christelijke poh’s-ggz niet als concurrent, maar als een welkome aanvulling. „Er is voldoende werk voor ons allemaal.”
In principe mogen de praktijkondersteuners ggz hetzelfde doen als de werkers van Schuilplaats, maar ze zijn gebonden aan de wensen en ideeën van de huisarts voor wie ze werken. „Geregeld verwijzen christelijke poh’s-ggz naar ons, vanwege beperkingen die ze ervaren. Of omdat ze een bepaalde deskundigheid missen.”
Omdat het huisartsen niet is toegestaan specifiek te adverteren voor een christelijke poh-ggz, overweegt Schuilplaats plaatsvervangend mensen te werven die vakinhoudelijk en qua identiteit voldoen aan de wensen. „Ze komen bij ons in dienst en worden vervolgens gedetacheerd. Zo kun je elkaar helpen. Voor ons is het aantrekkelijke van deze constructie dat de financiering gegarandeerd is, want de poh-ggz valt onder de bekostiging van de huisarts.”
Informele zorg
Gerichte hulpverlening voor culturele subgroepen binnen de samenleving was bij burgerlijke gemeenten jarenlang contrabande. Hulpverleners werden geacht iedereen van dienst te kunnen zijn.
Intussen is het besef doorgebroken dat zeker bij zingevingsvraagstukken kennis van de cultuur en het taalgebruik van religieuze minderheden een voorwaarde is voor effectieve hulpverlening. Dat biedt volgens Rebel nieuwe kansen voor organisaties zoals Schuilplaats en De Vluchtheuvel. „Recent konden we in Huizen een hulpverleningslocatie voor diaconaal maatschappelijk werk opstarten dankzij subsidie van de burgerlijke gemeente. In Middelharnis begonnen we samen met De Vluchtheuvel een nieuwe locatie. Wat mij betreft wordt de samenwerking in de toekomst geïntensiveerd, zodat we onze hulpverlening zo efficiënt mogelijk in kunnen zetten.”
De hulpverlener van Schuilplaats pleit ook voor betere samenwerking tussen formele en informele zorg in het voorliggende veld. „Er gebeurt veel goed werk door kerkelijke gemeenschappen, maar de afstemming met de professionele zorg kan beter. Zeker nu in de breedte van de samenleving de behoefte aan zingeving groeit. Er zijn al kerkelijke gemeenten waar op bepaalde tijden de predikant in het kerkgebouw aanwezig is voor mensen uit de buurt die een gesprek met hem willen. Dat vind ik mooie initiatieven. Het overgrote deel van de psychosociale problematiek kan prima in het voorliggende veld worden opgelost, tegen lagere kosten.”
Over de toekomst is Rebel redelijk optimistisch gestemd. „Ik praat veel met vertegenwoordigers van burgerlijke en kerkelijke gemeenten. In die gesprekken proef ik een gedeelde passie voor psychisch kwetsbare mensen. Organisaties zoals Schuilplaats en De Vluchtheuvel kunnen veel voor deze groep betekenen. Mits kerken en burgerlijke gemeenten bereid zijn dat werk financieel te ondersteunen. Want ook onze mensen kosten geld.”
Een eigen praktijkje bij de huisarts
De christelijke ggz kent Anna Frens als geen ander. Van 1991 tot 1997 was ze psychiatrisch verpleegkundige in het gereformeerd psychiatrisch ziekenhuis, aansluitend werkte ze enkele jaren bij Gliagg De Poort. In 2000 fuseerden beide instellingen tot Eleos. Daar was de breed opgeleide hulpverlener jarenlang actief in de jeugdzorg.
Het was de toenemende invloed van zorgverzekeraars die haar deed vertrekken. „Voor elke problematiek kwam een zorgpad, terwijl er in de praktijk vaak sprake is van een combinatie van klachten. Bovendien is herstel sterk afhankelijk van iemands persoonlijkheid en sociale context. Maar wie ik ook voor me had, ik moest cliënten op de vastgelegde wijze binnen een gelimiteerd aantal gesprekken behandelen. De rapportage moest steeds gedetailleerder. Ik voelde me op het laatst meer secretaresse dan hulpverlener.”
In 2014 was de maat vol. De praktijkondersteuner ggz voor de huisarts was in opkomst; dat werk leek haar wel wat. „Lekker aan de basis.” Ze werd met open armen ontvangen door de huisartsenpraktijk Ederveen. Intussen werkt ze ook een dag voor een praktijk in Wekerom. In plaats van kinderen ziet ze nu volwassenen, voornamelijk met angstklachten, depressieve gevoelens en overbelasting. Pakweg 80 procent kan ze afdoende hulp bieden, bij complexere problematiek verwijst ze naar andere deskundige therapeuten. „Ik heb bij Eleos veel geleerd door mensen van andere disciplines. Daardoor weet ik ook waar de grenzen van mijn deskundigheid liggen. Zo stuur ik echtparen met ingewikkelde relatieproblematiek naar een christelijke relatietherapeut: een vrijgevestigde hulpverlener of iemand van Schuilplaats of De Vluchtheuvel. Die hebben meer kennis en ervaring op dit gebied. Ik wijs patiënten soms ook op de cursussen die deze organisaties aanbieden.”
De wettelijke verplichting voor huisartsen om een poh-ggz aan te trekken, vindt Frens een verstandige zet van de overheid. „Veel eenvoudige problematiek kan ik prima aan, daarvoor hoeven mensen niet naar de basis-ggz of de nog duurdere specialistische ggz. Sinds een paar jaar krijgen we vanuit de ggz ook patiënten terug; meest mensen met chronisch psychiatrische klachten die goed zijn ingesteld op medicatie. Ze komen gemiddeld één keer per maand bij mij voor controle.”
Uitgangspunt binnen haar huidige werk is dat maximaal tien hulpverleningsgesprekken van 25 minuten het gewenste resultaat hebben. „De huisartsen voor wie ik werk, gaan daar redelijk soepel mee om. Vaak combineer ik de behandeling met een e-healthprogramma van Minddistrict. Wat patiënten daarin vinden, hoef ik hun niet meer te vertellen.”
De administratieve belasting is veel lager dan in haar vorige baan. Een wachtlijst heeft ze tot nu toe niet. Door haar huidige werk krijgt ze ook patiënten met een niet-christelijke achtergrond. „Dat vind ik mooi. Van elk mens kun je iets leren. Niet-christenen zijn ons meer dan eens tot voorbeeld.” Bij verwijzing houdt ze wel rekening met de levensbeschouwing van patiënten. „Het effect van een therapie wordt deels bepaald door de klik die er is met de therapeut. Daarom krijg ik zelf incidenteel reformatorische mensen van naburige huisartsenpraktijken waaraan een niet-christelijke poh-ggz verbonden is. Sinds 2019 kan dat.”
Een schaduwkant van haar huidige baan is de geïsoleerde positie. „Zeker in het begin miste ik de gespecialiseerde ggz-mensen die ik om advies kon vragen. Ik zou dit werk niet graag doen als net afgestuurde psycholoog.” Vragen waarmee ze zit, bespreekt ze om de twee weken met de huisarts. „Zo nodig kan ik overleggen met een psychiater van Eleos. Samen met vijf collega’s uit deze regio doe ik intervisie.” Aan terugkeer naar de ggz heeft ze geen behoefte. „Het is hard werken als praktijkondersteuner van een huisarts, maar ik doe nu weer waarvoor ik ben opgeleid. Daar krijg je energie van.”
Christelijke ggz
Een verkenning in drie delen. Op 1 april in RD woensdag deel 3 (slot): Jos Leijenhorst, directeur van Pro Life Zorgverzekeringen.