Terechtwijzing
Johannes 16:7
„Doch Ik zeg u de waarheid: het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden.”
De Persoon Die spreekt, is geen discipel of apostel, maar Hij is het van Wie de Vader zei: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft.” Hij wist de gehele raad Gods, die Hem in de schoot van Zijn Vader was geopenbaard, en ook ons verklaard en bekendgemaakt is, zodat Hij met vastheid zeggen kon: „Ik zeg u, dat het u nut is dat Ik heenga.” Ik, Die het wel weet, en ook wel kan weten, want Ik ben ook God, en daarom: neem het aan.
Daar voegt Hij vooraan het woordje „doch” toe, dat tegenover hun murmurering, die zij onder elkaar hadden, staat. Dat het hun nuttiger was dat Hij bij hun op aarde bleef, zoals zij altijd droomden dat Hij een aards koninkrijk zou oprichten. Zoals wij dat kunnen zien in de twee zonen van Zebedeüs, van wie de een begeerde te zitten aan Zijn rechterhand en de ander aan Zijn linkerhand, als Hij in zijn Koninkrijk zou gekomen zijn. Ja, ook de andere discipelen vroegen Hem: „Heere, wanneer zult Gij het rijk weer oprichten?” Daarop bestrafte Hij hen ook om hun vleselijke aardsgezindheid en antwoordde: „Het komt u niet toe te weten de dag en het uur, die bij Mijn Vader gesteld zijn.” En omdat deze inbeeldingen bij hen waren, daarom oordeelden zij dat Zijn tegenwoordigheid hun nut was.
Jodocus van Lodenstein, predikant te Utrecht (”De heerlijkheid van een waar christelijk leven uitblinkende in een godzalige wandel”, 1767)
Jodocus van Lodenstein werd 400 jaar geleden, op 6 februari 1620, in Delft geboren. Als predikant diende hij de gemeenten Zoetermeer (1644), Sluis (1650) en Utrecht (1653-1677). Bekende geschriften van zijn hand zijn ”Beschouwinge van Zion” (1674-1676) en de liedbundel ”Uyt-spanningen” (1676). Hij overleed in Utrecht op 6 augustus 1677.