Column (Mariska Dijkstra): De les van het washandje
Op internet circuleert een filmpje van een groep buitenlandse cursisten die meedoet aan een cursus Nederlandse taal en cultuur. „Wat is dit?” krijgen ze als vraag te horen. En waarvoor zouden Nederlanders het gebruiken? Je ziet de mensen kijken. Een blauw stukje stof, dubbelgevouwen, met een lusje eraan. Wat moet je daar nou mee?
Een van de cursisten steekt z’n vingers in de lus. Hij houdt het ‘doekje’ omhoog. En kijkt, en kijkt. „Misschien kun je er fruit in doen en het daarna fijnknijpen?” oppert er een. Of je hangt het in de keuken om er spulletjes in op te bergen. Of je neemt het als een soort minihanddoek mee naar de camping.
Een van de cursisten ontdekt dat je er je hand in kunt stoppen. Maar ja, wat dan nog? Kun je er de tafel mee schoonmaken? Of de vaat? Of halen Nederlanders er misschien een schaal mee uit de oven? Of is het toch voor om je voet, zodat je er de vloer mee kunt boenen?
Er is duidelijk een aanwijzing nodig. Die komt er. „Je gebruikt het in de badkamer.” Maar dan nog blijkt het lastig. Is het een ding waar je je wc-rol in stopt? Of zelfs je ontlasting? Na zes minuten komt er dan eindelijk iemand op het idee dat je je ermee zou kunnen wassen. En ik zit met open mond te kijken. Want wat mij al die minuten intrigeert: hoe kan iemand níét direct snappen dat dit een washandje is? En hoe was je je dan?
Het zegt natuurlijk meer over mij dan over de cursisten. Ik vind bepaalde dingen blijkbaar zó gewoon dat ik ze me helemaal niet anders kan voorstellen. Daar heb ik vaker last van. Oké, in het buitenland snap je nog dat mensen anders doen en denken. Maar wat doe je als het om een familielid gaat of om iemand uit je kerkelijke gemeente?
Wat dat betreft blijft het een wonder dat twee personen die totaal verschillend opgevoed zijn na het huwelijk één gezin gaan vormen. En inderdaad, ik spreek uit ervaring. Wat moesten we wennen aan het wasgoed dat opeens smaller gevouwen in de kast ligt dan vroeger. En aan het vlees dat nu met een lading boter gebraden wordt. (Ik laat maar in het midden wie wat deed.)
Ook in de kerk kan het met dit soort kleine grote dingen misgaan. Maar ook daar is de les van het washandje van kracht. Luister eerst eens zes minuten naar de ander om te ontdekken hoe hij tegen de situatie aankijkt. Waarschijnlijk verbaast het antwoord je zo dat je mond ervan opengaat. Maar dan niet om direct een oordeel te vellen.