Buitenland

Super Tuesday hoogtepunt in de voorverkiezingen

Elke vier jaar zijn de Amerikanen maandenlang druk met de aanloop naar de race om het Witte Huis. De primaries beginnen als het nog volop winter is en eindigen als het hoogzomer is. Met als belangrijk hoogtepunt: Super Tuesday. Tien vragen en antwoorden.

2 March 2020 14:32Gewijzigd op 16 November 2020 18:23
beeld AFP
beeld AFP

Super Tuesday wordt op de eerste dinsdag van maart gehouden. Bewust is de dinsdag gekozen omdat de presidentsverkiezingen – in november- ook op dinsdag zijn. In het verleden is er weleens voor gekozen om Super Tuesday eerder te organiseren. In 2008 was dat op 5 februari. De reden was dat veel Democraten het onjuist vonden dat kleine staten zoals Iowa en New Hampshire gedurende een maand een groot stempel zetten op de campagne.

Wat gebeurt er dit jaar op Super Tuesday?

Op die dag worden er in veertien staten voorverkiezingen gehouden. Hoeveel staten meedoen, verschilt per keer. In 2008 deden er maar liefst 24 staten mee.

Wat is het belang van Super Tuesday?

Op geen enkel ander moment tijdens de voorverkiezingen zijn er op één dag zoveel kiesmannen te winnen. In totaal gaat het dinsdag om 1357 gedelegeerden. Weliswaar is dat nog niet het aantal dat een kandidaat nodig heeft om op de komende Democratische conventie zondermeer genomineerd te worden. Dan moet men 1991 gedelegeerden achter zich hebben. Maar wie een kans wil maken op de kandidatuur zal op Super Tuesday wel successen moeten boeken. Met goede prestaties in een groot aantal staten kan een kandidaat zijn tegenstanders op achterstand zetten in de strijd om gedelegeerden. Wie matig scoort, is waarschijnlijk definitief uitgeschakeld.

Zijn alle veertien staten even belangrijk?

Nee, zeker niet. Hoe groter het inwonertal van een staat, des te meer kiesmannen zijn er binnen te halen. Californië (415 gedelegeerden) en Texas (228 gedelegeerden) zijn daarom belangrijker dan dunbevolkte staten als Arkansas (31 gedelegeerden), Maine (24 gedelegeerden) of Vermont (16 gedelegeerden).

Worden de gedelegeerden evenredig verdeeld over de kandidaten?

Dat is ten dele waar. Een aantal gedelegeerden worden op staatsniveau verdeeld. Een kandidaat moet eerst 15 procent van de stemmen in een staat hebben verworven, wil hij gedelegeerden achter zich krijgen. Als hij 14,9 procent binnenhaalt, krijgt hij dus niets. Daardoor kunnen kandidaten die boven de kiesdrempel van 15 procent uitkomen, uiteindelijk meer gedelegeerden krijgen dan ze op grond van het stemmenaantal verdiend hebben. Om een voorbeeld te noemen: Als Sanders in Californië 35 procent van de stemmen krijgt en geen van de vier belangrijkste andere kandidaten haalt de kiesdrempel van 15 procent niet, kan hij een fors aantal gedelegeerden bijboeken. Een ander deel van de gedelegeerden worden op districtniveau – dus een deel van een staat – verdeeld. Daarvoor geldt dezelfde kiesdrempel. Haalt Joe Biden in Californië op staatsniveau maar 13 procent van de stemmen, verdient hij daar geen gedelegeerden. Maar haalt hij in het district van Orange County 40 procent, krijgt hij daarvoor wel gedelegeerden toebedeeld.

Is te verwachten dat de winnaar van Super Tuesday in juli ook de presidentskandidaat wordt?

Dat is nog lang niet zeker. Er kan nog steeds van alles gebeuren, zeker nu het Democratisch front zo verdeeld is en er nog geen kandidaat overtuigend de leiding heeft genomen. Het is ook mogelijk dat een kandidaat die op Super Tuesday een tweede of derde plaats inneemt, uiteindelijk op de nationale conventie wordt genomineerd. Een voorbeeld is de nominatie van Obama. In 2008 haalde Hillary Clinton op Super Tuesday de kiesmannen van de grootste staten binnen. Maar Obama werd uiteindelijk kandidaat. Van belang is dat een kandidaat die op de tweede of derde plaats staat het idee levend houdt dat hij of zij aan de winnende hand is.

Waarom is het idee aan de winnende hand te zijn zo belangrijk?

Daarvoor zijn twee redenen. Kiezers zijn eerder geneigd te stemmen op een winnaar dan op een verliezer. Tweede is dat iemand die wint meer geld en meer mediaaandacht krijgt. Een voorbeeld is Bill Clinton in 1992. Tot Super Tuesday deed hij het niet best. Op die dag won hij in een aantal staten en begon hij aan zijn comeback die er uiteindelijk tot leidde dat hij Democratisch presidentskandidaat werd en in november 1992 Bush sr. versloeg.

Hoe zijn de voorverkiezingen ontstaan?

Het gebruik om primaries te houden is ruim een eeuw geleden ontstaan onder druk van progressieven binnen de Democratische partij. Zij vonden dat partijbonzen teveel in achterkamertjes regelden wie kandidaat zou zijn. In plaats van de partijbazen moesten gewone leden dat kunnen beslissen. Toch was bleef het partijkader nog lang een forse vinger in de pap houden. Dat veranderde in 1968 toen de Democratische partijconventie uitliep op een politieke chaos. Op het grondvlak van de partij was grote onvrede ontstaan omdat op de conventie Hubert Humphrey was genomineerd als Democratisch presidentskandidaat. Hij was een bekende van veel partijbazen en had zelfs niet meegedaan aan de voorverkiezingen. Dankzij de steun van het partijkader werd hij desondanks op het schild geheven. Vanwege dat rumoer in de partij ging de leiding nadien meer rekening houden met de uitkomsten van de voorverkiezingen.

Bestaat Super Tuesday net zolang als er voorverkiezingen zijn?

Nee zeker niet. Pas in 1976 werden er in zes staten op één dag -dinsdag 25 mei- voorverkiezingen gehouden. Toen streden de Republikeinse kandidaten Gerald Ford en Ronald Reagan om de kandidatuur. Dat zou men als een eerste voorloper van Super Tuesday kunnen beschouwen. Bij de Democraten gebeurde dat pas op 11 maart 1980 toen in zeven staten tegelijk voorverkiezingen werden gehouden.

Algemeen wordt het verkiezingsjaar 1984 gezien als het begin van Super Tuesday. Toen werden op één dag in negen staten tegelijk voorverkiezingen gehouden. Walter Mondale won slechts in twee staten en zijn rivaal Gary Hart haalde in de zeven andere de buit binnen. Desondanks werd Mondale uiteindelijk de kandidaat van de Democraten.

Waarom doen vooral staten in het zuiden van de VS mee aan de voorverkiezingen

Al langer was er bij de Democraten in de zuidelijke staten onvrede dat zij pas tamelijk laat invloed kregen op de voorverkiezingen. Daarom besloot een grote groep van die staten in 1988 deel te nemen aan Super Tuesday. Bijkomende factor was dat de Democraten in dat jaar koste wat het kost af wilden rekenen met de Republikeinen die onder leiding van Reagan acht jaar lang de dienst in het land hadden uitgemaakt. Door de voorverkiezingen in zoveel mogelijk staten op een dag te concentreren wilden de Democraten af van de doorgaans langdurige onzekerheid over hun kandidaat. Won één man op die dag overtuigend, dan kon die zich vanaf dat moment gaan richten op de strijd tegen de Republikeinen. Die opzet mislukte. Van de 21 staten die meededen won de uiteindelijke presidentskandidaat Michael Dukakis er uiteindelijk vijf. Hij moest in de weken daarop nog hard strijden op uiteindelijk de nominatie binnen te halen.

Waarom hebben in later jaren staten er voor gekozen om op Super Tuesday voorverkiezingen te houden?

Een belangrijke overweging is dat staten bang zijn nauwelijks nog een rol te spelen bij de nominatie als zij (te) laat voorverkiezingen houden. Wanneer half maart eigenlijk al bekend is wie de kandidaat wordt, heeft het weinig zin om daarna nog tegen hoge kosten voorverkiezingen te houden. Bovendien vinden grote staten het onterecht dat betrekkelijk kleine staten de strijd om de kandidatuur domineren als die staten eerder op de planning staan dan de grote. Voor een staat als Californië is dat reden nu deel te nemen aan Super Tuesday.

Niet de stembriefjes maar de dollars geven de doorslag

President Bill Clinton zei ooit: “Het Witte Huis is als de metro. Je moet er muntjes ingooien om er in te mogen.” Veel Amerikanen weten dat hij gelijk heeft. Doorgaans wint de kandidaat met het meeste geld. Tot hun grote ongenoegen.

Gelket op zijn bankrekening moet Michael Bloomberg uiteindelijk de nominatie voor de Democratische kandidatuur binnenhalen. Als onderzoeker Charles Lewis tenminste gelijk heeft. Hij stelt dat de kandidaat die het meeste geld heeft, uiteindelijk wint. Bloomberg heeft inmiddels een half miljard in zijn campagne gestoken. Uit eigen zak wel te verstaan. En zo nodig stopt hij er nog een miljard in. Giften neemt hij niet aan. Want met een geschat vermogen van 63 miljard heeft hij geld genoeg.

Zijn mogelijke rivaal Donald Trump eet er eveneens geen boterham minder om als hij uit eigen middelen fors investeert in zijn herverkiezing. Weliswaar moet hij in financieel opzicht in Bloomberg zijn meerdere erkennen, maar ook Trump heeft een groot privé-vermogen. Er is echter een verschil: Tot nu toe heeft Trump nauwelijks een dollar in zijn campagne gestoken, zij het dat hij wel een optie heeft genomen op alle ruimte die YouTube beschikbaar heeft voor het verkiezingsgeweld van de komende race naar het Witte Huis. Dat gaat hem straks geld kosten.

Hoewel Trump veel geld heeft, aarzelt hij niet om geld van bedrijven, particulieren of organisaties aan te nemen. Net zoals zijn partijgenoten voelt hij er ook niet voor om de giftenstroom te reguleren zoals de Democraten wensen. Pogingen in het verleden om wettelijk beperkingen op te leggen aan de donaties van particulieren of bedrijven aan de verkiezingskas van kandidaten zijn maar zeer ten dele geslaagd. Sinds een rechterlijke uitspraak in 2010 zijn er geen restricties voor de giften van bedrijven. Als het om particulieren gaat mag een kandidaat maximaal 2700 dollar per persoon aanvaarden. Maar dat weten slimme partijleden te omzeilen door een Political Action Commitee (PAC) in het leven te roepen. Dat verzamelt de giften van verschillende mensen en het maakt de totale som naar de kandidaat over.

Zowel Bernie Sanders als Elisabeth Warren wilden geen geld van deze PACs aannemen. Warren heeft dat inmiddels wel gedaan. Joe Biden en Pete Buttigieg kozen er - ondanks eerdere beloften - toch voor geld van PACs en van het bedrijfsleven te accepteren. Al besloot laatstgenoemde later de ontvangen gelden van de telecomsector en van de farmaceutische industrie maar weer terug te storten. Hij kreeg veel kritiek. Bernie Sanders, die zich in 2016 fel keerde tegen sponsoring vanuit het bedrijfsleven of door PACs heeft een slimmere oplossing bedacht. Hij richtte vier jaar geleden de stichting Our Revolution op, bedoeld om de progressieve politiek te ondersteunen. Die stichting kan forse bedragen incasseren zonder dat de naam van de gulle gever bekend hoeft te worden.

Veel Amerikanen vinden het kwalijk dat een campagne vooral vaart krijgt door de schenkingen. Volgens een onderzoek van Pew Research Center heeft driekwart van de bevolking grote moeite met de invloed van het geld op de verkiezingen. Die groep wil dat er veel strengere regels komen voor campagnefinanciering. De inmiddels overleden Republikein en voormalig presidentskandidaat McCain zei ooit over de rol van het geld in de verkiezingen: “Het is een verderfelijk spel met politieke invloed als inzet waarbij het land verkocht wordt aan de hoogste bieder.”

Tegelijk voelt een grote meerderheid er niets voor dat kandidaten van de overheid geld ontvangen om hun campagne te financieren. Belastinggeld uitgeven om een politicus in het zadel te helpen is wel het laatste wat Amerikanen willen. Overigens willen veel kandidaten ook niet gebruik maken van de bestaande mogelijkheid om overheidssubsidie te ontvangen. Ze moeten aan teveel voorwaarden voldoen. Bovendien, door buiten de overheidsorganen hun hand op te houden krijgen ze meer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer