Binnenland

Ouders begeleiden bij verlies van levenloos geboren kindje

Getuige zijn van rouw, pijn en verdriet. Maar ook: zorgen voor een waardig afscheid. Hoe is het om de bevalling van een levenloos geboren kindje te begeleiden? En ouders daarna bij te staan in de rouwverwerking? Drie zorgmedewerkers delen hun ervaringen.

4 February 2020 19:28Gewijzigd op 16 November 2020 18:09
In 2019 zijn er in het St Jansdal 22 kinderen levenloos geboren. beeld RD, Henk Visscher
In 2019 zijn er in het St Jansdal 22 kinderen levenloos geboren. beeld RD, Henk Visscher

Verpleegkundige Priscilla van Harsselaar schuift de deur van de grote kast in de opslagruimte van het Moeder&Kind Centrum open. Op de middelste plank staan een paar rieten mandjes, in verschillende formaten. Ze zijn bekleed met witte stof en er ligt een witkanten kussentje in. „De bekleding naai ik thuis zelf”, zegt de obstetrieverpleegkundige van het Harderwijkse ziekenhuis St Jansdal terwijl ze een van de kleinste exemplaren uit de kast haalt. „Ik vind het voor ouders belangrijk dat het er zo verzorgd mogelijk uitziet.”

De mandjes zijn bedoeld om levenloos geboren baby’s in op te baren. In 2019 zijn er in het St Jansdal 22 geboren, na een zwangerschap van 16 weken tot 42 weken.

„Die bevallingen blijven je altijd bij”, zegt Van Harsselaar. „Zeker de eerste keer dat je bij de bevalling van een levenloos geboren kindje bent, vergeet je nooit meer. Bij ouders komen veel emoties vrij, bij mezelf daardoor ook. Wij zijn ook maar mensen. Maar aan de andere kant zie ik het als een bijzondere taak om ouders zo goed mogelijk te begeleiden.”

Soms overlijdt een kindje tijdens de bevalling, soms is al eerder duidelijk dat er tijdens de zwangerschap iets niet goed gaat en de baby waarschijnlijk overleden is. In dat laatste geval komen ouders via de verloskundige in het ziekenhuis terecht. Daar krijgen ze een gesprek met een gynaecoloog. Meestal wordt de bevalling dan snel ingeleid. „Voor ouders kan dat heel overweldigend zijn”, zegt klinisch verloskundige Veronique Heijs, ook werkzaam in het St Jansdal. „We proberen hun daarom veel keuzevrijheid te geven. Willen ze er begeleiding bij of zijn ze het liefst zo veel mogelijk met z’n tweeën? Tegelijkertijd moet je opletten mensen niet te overspoelen met vragen.”

Na de geboorte kunnen ouders zelf kiezen waaraan ze de voorkeur geven. Zo is het mogelijk dat een fotograaf van een stichting belangeloos foto’s van de baby komt maken. Daarnaast kunnen er hand- en voetafdrukjes van inkt en gips worden gemaakt. Obstetrieverpleegkundige Van Harsselaar: „Dat raden wij altijd aan, omdat het vaak nog het enige tastbare aandenken is dat je van je kindje hebt, naast de herinneringen.”

De baby kan in het ziekenhuis of thuis worden opgebaard, in een rieten mandje of kistje. Kindjes die jonger zijn dan 24 weken, kunnen ook in water worden gelegd, de zogeheten watermethode. „Wanneer je het lichaampje direct na de geboorte in een bakje met water legt, wordt de huid wat lichter en houdt het kindje een natuurlijke houding. Dan kunnen ouders op een mooie manier afscheid nemen”, zegt de verpleegkundige.

Contrast

Soms komt het voor dat ouders de baby niet meer willen zien. Volgens Heijs heeft dat vaak te maken met angst. „Ze vragen zich af hoe de baby eruitziet, en of ze het kindje wel kunnen vasthouden. Ik probeer die angst weg te nemen. De keuze blijft aan hen, we leggen niets op, maar voor de rouwverwerking is het beter dat ze afscheid kunnen nemen.”

Ze noemt het voorbeeld van een moeder die niet wist dat ze zwanger was en beviel van een levenloos geboren jongetje. „Ze wilde het kindje eerst niet meer zien omdat ze bang was voor de confrontatie, de realiteit. Na een gesprekje en overleg met haar man besloot ze om toch te kijken.”

Het zijn momenten die de verloskundige altijd bijblijven. „Dan loop je met een 3 kilo wegende, levenloze baby over een kraamafdeling waar de sfeer vaak blij is. Dat contrast blijft schrijnend.”

De ouders hebben samen afscheid genomen van de baby, in aanwezigheid van Heijs. „Ze wilden graag dat ik erbij zou blijven. Later bedankte de moeder me nog, ze gaf aan blij te zijn dat ze haar zoontje toch nog gezien had.”

De afgelopen dertig jaar zijn de inzichten op het gebied van rouwverwerking behoorlijk veranderd, zo benadrukken de verloskundige en verpleegkundige. Vroeger dachten mensen dat het voor de verwerking beter was om een levenloos geboren kindje niet meer te zien. Nu weten we uit onderzoek dat het tegenovergestelde waar is.

„Vroeger werd het verdriet weggestopt, er was geen ruimte voor”, zegt Heijs. „Toen ik puber was, hoorde ik van mijn moeder dat ze eigenlijk nog een zusje had. Daar ben ik met mijn oma over in gesprek geraakt toen ik dit werk ging doen. Ze kon alleen maar huilen. Het was alsof er eindelijk ruimte kwam voor verdriet dat er nooit heeft mogen zijn.”

Tegenwoordig is er meer ruimte voor verdriet, mensen kunnen er opener over praten. Heijs: „Nu is de visie op rouw niet meer dat je hem weg moet stoppen, maar dat je het verdriet de ruimte moet geven. Rouw komt in golven. In het begin zijn de golven hoog, na een poosje worden ze lager, maar dat wil niet zeggen dat ze ooit weggaan. Soms is er weer een hoge golf.”

Het ziekenhuis heeft een medisch psycholoog in dienst, met wie mensen een afspraak kunnen maken. Daarnaast is er contact met maatschappelijk werkers, om ouders die daar behoefte aan hebben na de bevalling psychologische hulp te bieden. De obstetrieverpleegkundige en de klinisch verloskundige benadrukken het belang van lotgenotencontact. Van Harsselaar: „Het is waardevol om te praten met ouders die hetzelfde hebben meegemaakt. Zij weten als enige hoe het is een kindje te verliezen.”

Geloofsvragen

Er zijn lotgenotenverenigingen die ouders met elkaar in contact brengen. Een voorbeeld van zo’n vereniging is de reformatorische ”In de knop gebroken”. Zij organiseert twee keer per jaar een lotgenotenavond met een lezing. Daarnaast is de vereniging altijd telefonisch bereikbaar om vragen te beantwoorden. Bestuurslid Marianne van der Zalm-Grisnich (47), lotgenoot door veel miskramen en met een achtergrond in de hulpverlening, staat ze dan te woord. Om advies te geven, of een luisterend oor te bieden. „Laatst belde bijvoorbeeld iemand die aangaf het zo moeilijk te vinden dat haar man en zij zo anders met het verlies omgingen. Daar praten we dan over.”

Mensen komen met medische vragen of juist met hele persoonlijke geloofsvragen. Niet op alle vragen kan Van der Zalm antwoord geven. Soms verwijst ze door naar een gynaecoloog of een verpleegkundige in haar netwerk. Of naar het pastoraat. „Ouders kunnen worstelen met de vraag waar hun gestorven kindje is. Dat is zo’n moeilijke vraag; daar kan ik geen antwoord op geven. Er wordt verschillend over gedacht en bovendien is het iets wat een geestelijke nood is van ouders in hun relatie met God. Ik adviseer hun daarom altijd in gesprek te gaan met hun dominee of wijkouderling.”

Ze praat ook regelmatig met ouders die een of meerdere miskramen hebben gehad en het daar moeilijk mee hebben. „Ik proef dan een zekere aarzeling. Ze vragen zich af of hun verdriet wel passend is, omdat het naar eigen zeggen niet zo erg is als een levenloos geboren kindje. Dat spreek ik met klem tegen. Een kindje is vanaf het begin leven. Zeker als je na een afgebroken zwangerschap weer met lege handen staat, kan er veel verdriet zijn. Verdriet waarover nog te vaak wordt gezwegen.”

Tact

De afgelopen jaren is er wel veel verbeterd als het gaat om de medische en psychische begeleiding rond levenloos geboren kinderen, zo zegt Van der Zalm. „Ik hoor schrijnende verhalen. Zoals van een moeder die belde naar aanleiding van het artikel in het Reformatorisch Dagblad vorige week. Ze beviel 51 jaar geleden in het ziekenhuis. Het kindje heeft ze nooit mogen zien, want het zou slecht voor haar zijn om zich aan de baby te hechten. Het kindje was al weggebracht voordat haar man in het ziekenhuis was. Ze hebben het nooit kunnen begraven.”

Ouders krijgen tegenwoordig alle tijd om afscheid te nemen. „Zo hoort het ook. Een overleden kindje maakt deel uit van je gezin. Bovendien helpt het afscheid nemen bij de rouwverwerking.”

Uit de gesprekken met ouders merkt ze dat de omgeving niet altijd even begripvol is. Voor sommige mensen heeft rouw een beperkte houdbaarheidsdatum; dan ‘mag’ er na een poosje niet meer over gepraat worden. Of er worden ontactische opmerkingen gemaakt. „Natuurlijk, het is moeilijk om het juiste te zeggen tegen verdrietige ouders. Maar ik denk dat we het er allemaal wel over eens zijn dat opmerkingen als: „Nu weet je in ieder geval dat je zwanger kunt worden” of: „Er komt er vast nog wel een kindje” niet zo gepast zijn. Dan kun je maar beter niets zeggen.”

Voor familie en vrienden kan het moeilijk zijn om te weten op welke manier ze het beste hun medeleven kunnen uiten of steun kunnen geven. „Laat de keus aan iemand zelf”, adviseert Van der Zalm.

„Zeg eerlijk dat je niet zo goed weet wat je moet zeggen. Probeer open te zijn en af te stemmen op de behoefte van de ander. Wil je praten of juist niet? Kan ik iets voor je doen? Praktische hulp aanbieden is ook belangrijk; vraag of je de was kunt doen of een keer eten kunt koken. Kort gezegd: beschikbaar zijn, luisteren en niet te veel invullen. Laat ruimte aan verdriet en respecteer dat iedereen op zijn eigen manier rouwt.”

indeknopgebroken.nl

serie Levenloos geboren

Dit is het slot van een tweeluik over levenloos geboren kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer