EU kan Gibraltar niet meer beschermen
Gibraltar kan niet zonder de Spaanse buren en de Spaanse buren kunnen niet zonder Gibraltar. Plaatselijke leiders aan beide kanten van de grens beseffen het maar al te goed. Maar zal Spanje de belangen van de bevolking respecteren?
Aan de rand van de Spaanse stad La Linea de la Concepcion, uitkijkend op de grensovergang met Gibraltar, staat een opmerkelijk standbeeld. De tekst op de sokkel is kort maar krachtig: ”Aan de Spaanse arbeiders in Gibraltar”. Het beeld toont een man met een onmiskenbare arbeiderspet op het hoofd die naast zijn fiets staat. Hij lijkt te wachten tot het zijn beurt is om de grens over te steken. Je zou kunnen zeggen dat het standbeeld de ziel van La Linea weergeeft. De blik is gericht op Gibraltar, het overzeese gebiedsdeel van het Verenigd Koninkrijk waar zo veel inwoners van La Linea hun dagelijkse kost verdienen. En nu de brexit voor de deur staat, weet eigenlijk niemand wat er gaat gebeuren met de grens. Eén ding is zeker. De Europese Unie zal bij conflicten en pesterijen aan de grens niet meer kunnen optreden als scheidsrechter.
Juan Jose Franco Rodriguez (44) was net een jaar burgemeester van La Linea toen een kleine meerderheid van de Britse kiezers op 23 juni 2016 voor uittreding uit de EU stemde. Hij weet het nog goed, het was een donderdag. De volgende dag zouden de salarissen in Gibraltar uitbetaald worden. In Britse ponden, uiteraard.
„Na het referendum zakte het pond met 16 procent”, zegt de burgemeester in zijn werkkamer in het gemeentehuis. „We zijn toen eens gaan kijken wat de gevolgen voor La Linea waren. Het bleek dat er per maand 1,5 miljoen euro minder in de stad circuleerde. Daar schrokken we van.”
Voor een kleine, straatarme gemeente als La Linea met 63.000 inwoners was dat een flinke aderlating. Tienduizend gezinnen zijn rechtstreeks afhankelijk van een baan in Gibraltar. Maar de koersdaling van het pond had ook indirecte gevolgen. De verminderde koopkracht in euro’s werkte door in de omzet van de plaatselijke detailhandel en de horeca.
Goede band
Voor La Linea is een goede band met Gibraltar van cruciaal belang. Maar voor de Spaanse staat ligt dat anders. „Voor Spanje is Gibraltar een kwestie van staatspolitiek”, zegt burgemeester Franco Rodriguez. „De staat beschouwt de Britse aanwezigheid daar als een illegale bezetting. Het doel is de apenrots terug te krijgen. Maar voor ons is de zaak ernstiger. Voor ons gaat het om overleven. We zijn economisch afhankelijk van Gibraltar. Tienduizend inwoners van La Linea verdienen in Gibraltar hun geld. En de kans bestaat dat het straks uren gaat duren voordat ze hun werkplek kunnen bereiken.”
In de brexitovereenkomsten tussen het Verenigd Koninkrijk en Spanje is het vrije personenverkeer over de grens met Gibraltar gegarandeerd. Dat klinkt mooi, zegt de burgemeester, maar het is betrekkelijk. Hij pakt een rekenmachientje. „Stel dat elke dag 10.000 mensen de grens oversteken. Het zijn er eigenlijk meer, en we rekenen de toeristen even niet mee. Stel dat de paspoortcontrole snel verloopt, vijf seconden per persoon. De laatste is dan veertien uur later de grens gepasseerd.”
Nu kunnen grenswerkers gewoon doorlopen bij de controlepost tussen La Linea en Gibraltar. De douanebeambten kennen de meesten, ze hoeven niet eens hun identiteitskaart te laten zien. „Als ze straks een paspoort gaan eisen, is dat geen probleem”, zegt burgemeester Rodriguez. „Maar als er ook maar de geringste controle komt, betekent dat de doodsteek voor La Linea.”
Voetgangersloket
Van het gemeentehuis in La Linea is het tien minuten lopen naar de grens. De ochtendspits is allang voorbij, maar toch staat er een lange rij auto’s voor de Spaanse controlepost. Die bestaat uit twee rijbanen. Eén daarvan is gesloten. Wandelaars hebben het makkelijker. Voor het voetgangersloket staat om deze tijd geen rij meer. De Spaanse douanebeambte bekijkt even mijn paspoort –inderdaad, een seconde of vijf– en ik mag doorlopen. Aan de Gibraltarese zijde van het douanegebouw controleert niemand. ”British heroes welcome”, staat er naast het geschilderde silhouet van een Britse soldaat op de muur.
Na een wandeling langs de ontelbare juwelierszaken en parfumerieën waar de Main Street mee bezaaid is, bereik ik mijn bestemming: het gebouw van Her Majesty’s Government of Gibraltar. Ik heb een afspraak met Joseph Garcia, vicepremier in de sociaaldemocratische regering van Fabian Picardo en de minister die belast is met het brexitbeleid van Gibraltar.
„Voor ons is de brexit een tragedie”, zegt Garcia zonder omwegen. „Wij wilden blijven. De mensen in Gibraltar stemden met een overweldigende meerderheid tegen uittreding uit de Europese Unie, 96 procent. We hebben onderzocht of er een manier was om toch binnen de EU te blijven. Maar dat bleek technisch en juridisch onhaalbaar. Nu moeten we pragmatisch zijn en er het beste van maken.”
Ook voor Gibraltar is de grens verreweg het belangrijkste aspect van de uittreding uit de Unie. „Behalve 15.000 grenswerkers die hier elke dag komen om te werken, ontvangen we hier jaarlijks 10 miljoen toeristen vanuit Spanje”, zegt minister Garcia. „Problemen aan de grens zijn problemen voor iedereen. Voor ons en voor onze werknemers van over de grens.”
En problemen aan de grens zijn er door de jaren heel wat geweest. De sluiting van het grenshek in 1969 door de Spaanse dictator Franco is voor de Gibraltarezen een traumatische herinnering. Het smalle schiereilandje van 6 vierkante kilometer werd afgesneden van de enige verbinding met de buitenwereld over land. Pas in 1985 stelden de Spanjaarden de grens weer helemaal open. „Dat moesten ze wel omdat ze lid wilden worden van de Europese Gemeenschap”, zegt Garcia. „En binnen Europa kun je natuurlijk geen dichte grens hebben.”
Europa werkt
De politieke spanningen aan het grenshek zijn nooit helemaal verdwenen. Van tijd tot tijd namen ze de vorm aan van urenlange treitercontroles of opzettelijke onderbezetting van grenspersoneel. De laatste keer dat dit gebeurde was tussen 2014 en 2016. Wachttijden konden oplopen tot vijf uur of nog langer. Een Duitse toerist overleed op een snikhete zomerdag na urenlang in de file te hebben gestaan.
De regering van Gibraltar diende een klacht in bij de Europese Commissie, ondersteund door burgemeesters uit de Spaanse buurgemeenten. „Brussel stuurde inspecteurs. Ze stelden vast dat de Spaanse infrastructuur aan de grens erop gericht was om files te veroorzaken”, zegt minister Garcia. „Na de Europese inspectie verbeterde de situatie aanzienlijk. Voor ons was de les: Europa werkt.”
Maar wat als de bescherming van Europa straks wegvalt? In de aanloop naar het referendum over de brexit deed de toenmalige Spaanse minister van Buitenlandse Zaken, Jose Manuel Garcia Margallo, een uitspraak die tot grote ongerustheid leidde in Gibraltar en de Spaanse buurgemeenten. „Als Gibraltar met het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat, zijn voor Spanje alle opties open”, zei Margallo. „Inclusief volledige sluiting van de grens.”
Spanje zou zichzelf, en vooral de Spaanse buurgemeenten van Gibraltar, daarmee flink in de vingers snijden. „De inwoners van Gibraltar geven tijdens hun uitstapjes over de grens jaarlijks 70 miljoen pond uit”, zegt minister Garcia. „Volgens de Kamer van Koophandel genereren wij 20 procent van het bruto binnenlands product in het Spaanse buurgewest Campo de Gibraltar. Wij kopen jaarlijks voor 1,5 miljard euro aan goederen in Spanje, en wij zijn de grootste werkgever in heel Andalusië na de regering van deze regio met 8,5 miljoen inwoners. Niemand wil hier complicaties. Maar uiteindelijk heeft Madrid dat in de hand, niet de lokale overheden hier.”
Nu Spanje een progressieve regering heeft, is de opstelling tegenover Gibraltar gematigder. „Er is meer begrip voor onze standpunten en de benadering is menselijker”, zegt minister Garcia. „Maar het uiteindelijke doel van de linkse partijen in Spanje is hetzelfde: ze willen dat we Spaans worden.”
Joseph Garcia is het product van een typisch Gibraltarese mix. Zijn voorouders kwamen uit Spanje, Malta en het Italiaanse Genua naar Gibraltar. Sinds de verovering van de rots op de Spanjaarden door een Brits-Nederlandse vloot in 1704 kwamen immigranten uit de hele wereld naar dit merkwaardige stukje Europa: Marokkaanse Joden, Engelsen en Ieren, hindoes, Spanjaarden, Maltezen en Italianen. Hoewel de band met de Britten sterk is, eisen de 32.000 Gibraltarezen een eigen cultuur en identiteit op.
Eigen bankbiljetten
Pesterijen aan de grens en dreigementen om deze af te sluiten, zoals onlangs van de extreemrechtse partij Vox, werken volgens minister Garcia averechts. Ze versterken het idee van de Gibraltarezen dat ze niets met Spanje te maken willen hebben. In 2002 verwierp 99 procent van de bevolking een voorstel over gedeelde Brits-Spaanse soevereiniteit. Hetzelfde percentage stemde in 1967 ervoor om Brits te blijven.
„Volgens Spanje zijn wij een kolonie van de Britten”, zegt Garcia. „Maar wij hebben meer zelfbestuur dan welke lidstaat van de EU ook. We drukken onze eigen bankbiljetten en postzegels, ons nationale voetbalteam is erkend door de UEFA, we heffen onze eigen belastingen en we krijgen geen cent van het Verenigd Koninkrijk. De Spanjaarden zeggen in feite: Jullie moeten ophouden een Britse kolonie te zijn en een Spaanse kolonie worden.”
Gibraltar staat op de VN-lijst van niet-zelfbesturende gebieden, een eufemisme voor kolonies. Na de Tweede Wereldoorlog stonden er 74 landen op die lijst. Nu zijn daar nog zeventien van over. De andere zijn stuk voor stuk onafhankelijk geworden door de vrije wil van de bevolking via het recht op zelfbeschikking. Wat Gibraltar betreft, wil Spanje daar niets over horen. „Dekolonisatie kan niet betekenen dat we Spaans worden”, zegt minister Garcia. „Gibraltar is langer Brits dan Spaans geweest. Met een beetje goede wil en flexibiliteit moet er een oplossing te vinden zijn.”
Dit is het slot van een tweeluik over de brexit en Gibraltar.