Column: Recht bij de Bijbel
„Ik zweer (...) dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.” Aldus de eed die elke advocaat aflegt. Dat zoeken van rechtvaardigheid wordt in onze tijd ook nadrukkelijk verwacht: in de publieke opinie zijn ethiek, integriteit en moraal weer helemaal terug – soms compleet met een verwijzing naar de joods-christelijke traditie.
Waarin ik dan mijn rechtskennis opzoek? In de Bijbel.
Er zijn genoeg zaken waar die rechtvaardigheid er niet duimendik bovenop ligt. Heeft de gemeente terecht daar een supermarkt in de woonwijk toegestaan? Dat hangt af van de geluidsberekeningen. En mocht die basisschooldirecteur zijn leerling doorverwijzen naar speciaal onderwijs? Dat hangt af van de pedagogische adviezen. Of deze: het protestantse en het katholieke schoolbestuur wilden allebei graag die ene nieuwe schoollocatie krijgen. Mooie uitdaging: de gemeente hiervoor met gericht juridisch geweld aan mijn kant te krijgen (ik hoef in het RD niet te vertellen welke kant dat was…). Ons land is nu eenmaal aan alle kanten dichtgeregeld; ook bijvoorbeeld in het onderwijs en de zorg ligt ongeveer alles langs de meetlat van rechten en regels. Dat maakt mijn werk vaak eerder technisch boeiend dan moreel spannend.
En toch, ook bij al dit soort zaken kan alleen al de manier waarop het besluit tot stand komt als eerlijk of als oneerlijk worden ervaren.
Maar als het waar is dat het vrezen van de Heere het begin is van alle wijsheid, dan kan ik die Bijbel ook in mijn werk niet missen. En als Josafat gelijk had dat al het gericht voor Gods aangezicht gebeurt, dan heb ik niet allereerst aan de rechter verantwoording af te leggen. En als het waar is dat zich in en om ons een geestelijke strijd afspeelt tussen het rijk van Christus en dat van de zonde, zal ik mezelf in dat licht voortdurend in acht moeten nemen. Dan moet ik bijvoorbeeld bij Job antwoorden kunnen vinden op vragen over een eerlijke of oneerlijke procedure; bij Mozes op de vraag tot hoe lang je een drugsverslaafde wanbetalende huurder barmhartig moet zijn en wanneer iemand zijn schuld moet dragen, of op de vraag wanneer de strakke wet moet wijken voor de billijkheid, in een schrijnend geval; bij Ezra over het benaderen van de overheid; en bij Spreuken over de God die de harten van alle regenten neigt.
Als ik inmiddels één ding heb gezien, dan is dat hoe ongelooflijk belangrijk ”recht” voor mensen is. Zoals dat gemaakte schade wordt vergoed, dat de aannemer probeert zijn contract na te komen, dat de provincie of de inspectie niet alleen naar de papieren verordening kijkt, maar ook naar de weerbarstige werkelijkheid van het bedrijf. Of dat de creatieve maar eerlijke cliënt van fraude wordt vrijgesproken. Je ziet inderdaad (in het klein) hoe de „fundamenten der aarde” uit Psalm 11 gegeven zijn met alledaagse rechtvaardigheid.
Wat je ook ziet is hoe vaak twee mensen die recht tegenover elkaar staan beiden even vurig van hun gelijk overtuigd zijn. Recht is doorgaans niet zwart-wit en dat maakt dat je soms in de modder naar iets van rechtvaardigheid moet zoeken. Er zijn heel veel geschillen die ogenschijnlijk gaan over ”tekortgedaan”, maar in wezen niet meer om het lijf hebben dan dat de mensen het vertrouwen in elkaar onbedoeld verloren hebben.
Ook als er geen pasklare antwoorden zijn, nodigt Gods Woord uit tot afhankelijkheid van de wijsheid die van boven is. En voor wie toch „verongelijkt is in zijn twistzaak”, is er een troost in Klaagliederen 3: „God plaagt en bedroeft de mensen niet van harte.” Zolang de mensen advocaat en rechter zijn, zal de bede om het komend rijk van recht en vrede blijven.
De auteur is advocaat bij BVD advocaten.