Een berg werd verzet voor peuter Julen
Een jaar geleden was de wereld in de ban van het lot van Julen, de tweejarige peuter die in Zuid-Spanje in een diepe waterput was gevallen. Hoe kijken directbetrokkenen terug op de reddingsoperatie? En waarom trok deze wereldwijd zo’n enorme aandacht? Een reportage uit Totalán.
Het is bijna een jaar geleden, en vandaag gaat hij voor het eerst terug naar de plek waar het allemaal gebeurde. Waarom hij nooit eerder ging? Ingenieur Ángel García Vidal had simpelweg geen reden om terug te gaan. En misschien wilde hij het ook wel allemaal zo snel mogelijk vergeten. Maar op deze zonnige winterochtend is dan toch het moment gekomen om terug te gaan, en zo zitten we in de auto op weg naar Totalán.
Een jaar geleden had bijna niemand van dit Zuid-Spaanse bergdorpje gehoord. Dat veranderde in januari 2019, toen een dramatisch voorval de aandacht trok van media uit de hele wereld. Op zondag 13 januari viel Julen Roselló, een kleuter van twee jaar, voor de ogen van zijn ouders in een diepe put in een olijfboomgaard op de Kroonberg, even buiten het dorp. Wat een feestelijke paella-maaltijd met familie en vrienden in de buitenlucht had moeten worden, veranderde in een tragedie.
Een indrukwekkende reddingsploeg werd op de been gebracht om de kleine Julen uit de put te halen. Meteen werd duidelijk dat dit geen gewoon ongeval was. De put waarin Julen was gevallen –een vergeefse poging van de landeigenaar om grondwater te vinden– was 114 meter diep en had een doorsnee van amper 25 centimeter. Zonder eerst een speciale schacht te boren, zouden de hulpverleners niets kunnen uitrichten. De reddingsactie werd zo in de eerste plaats het werk van technische specialisten.
Ángel García Vidal, hoofd van het college van civiele ingenieurs in de provincie Málaga, werd gevraagd de coördinatie van de reddingswerkzaamheden op zich te nemen. De politie vroeg ook of hij als woordvoerder wilde optreden. Wie kon beter uitleggen aan de familie en de pers wat de stand van zaken was bij het graafwerk, wat de verschilende opties waren en waarom gekozen was voor een bepaalde aanpak?
Oude vissersbuurt
Ángel aarzelde geen moment. In een race tegen de klok werkte hij samen met brandweer, politie en mijnwerkers, dag en nacht. De keiharde rotsbodem bleek een geduchte tegenstander. Bijna twee weken duurde het voor ze de plek hadden bereikt waar Julen moest liggen. Al die tijd wist niemand zeker of hij nog in leven was. De enige zekerheid was dat de kans om het jongetje levend aan te treffen met de minuut kleiner werd.
„Kijk, dit is de begraafplaats waar Julen ligt.” Ángel spreekt traag, alsof hij in gedachten verzonken is. Op weg naar Totalán, als we door een oostelijke buitenwijk van Málaga rijden, wijst hij op een witte muur links van ons. Erachter ligt het kerkhof van de oude vissersbuurt El Palo, een van de armste wijken van Málaga. Hier wonen de ouders van Julen, José en Victoria. Ángel zelf woont vlakbij, iets hoger tegen de berg op. „Ik kom hier elke dag langs”, zegt hij. „Op weg naar mijn kantoor in het centrum van Málaga en terug naar huis.”
De dag na de val van Julen kreeg Ángel een telefoontje van de politie. Intussen was er geen enkele twijfel meer dat het een langdurige en ingewikkelde reddingsoperatie zou worden. Via WhatsApp stuurde Ángel een oproep naar een groep collega-ingenieurs. De respons kwam onmiddellijk. In een halfuur was Ángel met tien collega’s ter plekke.
Om bij de plek te komen waar het jongetje zich bevond, zagen ze twee mogelijkheden. De eerste was via een horizontale perforatie in de wand van de berg waarin de waterput uitgeboord was. Maar door de instabiliteit van het terrein viel deze optie af. Er zat niets anders op dan een verticaal gat te boren naast de put. Eenmaal op de juiste diepte aangekomen, zouden mijnwerkers dan een horizontale gang moeten graven naar de plek waar Julen zich bevond.
Zandprop
Maar hoe konden ze weten op welke diepte Julen precies vastzat? „We wisten dat er op 71 meter diepte een zandprop zat”, zegt Ángel, terwijl we de hoofdweg verlaten en de kronkelende weg naar Totalán inslaan. „Dat bleek uit de beelden van een camera die de brandweer aan een touw had laten zakken. Maar het jongetje was niet te zien. In de dertien dagen dat de operatie duurde hebben we hem nooit gezien. Nooit.”
Met andere woorden: niemand wist zeker op welke plek Julen zich precies bevond. Het reddingsteam nam aan dat hij op 71 meter diepte vastzat, direct onder de zandprop. Maar hij zou ook veel dieper gevallen kunnen zijn. De zandprop boven hem was naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van zijn val, waarbij het lichaam van de peuter tegen de wand van de nauwe put was aangeschuurd.
Het feit dat Julen niet te zien was in de put, had nog een ander gevolg. Het dwong de agenten van de Guardia Civil om ook andere mogelijkheden te onderzoeken. Misschien was Julen in de put gevallen, maar hij zou ook op een andere manier verdwenen kunnen zijn. Daarom kamde de politie de omgeving uit op zoek naar de peuter. Het leidde tot verontwaardiging bij de ouders van Julen, die een jaar eerder ook al een kind hadden verloren.
Toen zij erachter kwamen dat de politie meer dan één lezing van de gebeurtenissen onderzocht, voelden zij zich verraden. „Ze hebben tegen ons gelogen”, klaagden zij onlangs in een van hun schaarse interviews in een plaatselijke krant. „Ze geloofden ons niet toen wij zeiden dat Julen in de put was gevallen.”
Ángel knikt als ik hem vraag of hij iets van dat ongenoegen van de ouders gemerkt heeft. „Ik heb het van nabij meegemaakt”, zegt hij. „Dat was in de eerste momenten van onzekerheid. Het lijkt onmogelijk dat in zo’n kleine putopening van maar 25 centimeter een jongetje past, ook al is hij maar twee jaar. Als je het gat ziet, denk je: dit kan niet waar zijn. En als je het jongetje niet kunt zien op camerabeelden, vraag je je af of er misschien iets anders gebeurd kan zijn. Het is dus logisch dat de politie ook andere mogelijkheden ging onderzoeken. Maar de put heeft altijd de prioriteit gehad van het reddingsteam.”
Na een kwartiertje slingeren door het dal van de rivier Totalán, bereiken we de afslag naar de Cerro de la Corona, de Kroonberg. Hier houdt de verharde weg op. Om de olijfboomgaard met de fatale waterput te bereiken moeten we nog een stukje over een steil zandpad. We komen niet ver. De wielen van de auto beginnen te slippen over de losliggende steentjes. Het ruikt naar verbrand rubber, we dreigen terug te glijden naar beneden. Dat wordt lopen.
Tegenstrijdige herinneringen
Het pad is steil. Hoewel ik rustig aan loop en af en toe stop, blijft Ángel blijft steeds wat achterop. Ik ben er niet zeker van of het zijn lichamelijke conditie is –hij maakt de indruk van een stevige roker– of iets anders. Zou hij misschien spijt hebben gekregen van zijn toezegging om samen naar de put terug te gaan? Als we een korte pauze maken, vraag ik voor de zekerheid nog maar eens hoe het komt dat hij nooit eerder terugging.
„Het roept tegenstrijdige herinneringen op”, zegt de ingenieur. „Aan de ene kant is het een onaangenaam gevoel vanwege el chiquillo, het kleintje. En aan de andere kant hebben we hier iets onvergetelijks beleefd: een ervaring van eenheid, kameraadschap, menselijkheid, gedeelde gevoelens…”
Na een kwartiertje zijn we bijna bij de waterput aangekomen. Dat wil zeggen, de plek waar de put ooit was. Het landschap op dit deel van de Kroonberg heeft een ware metamorfose ondergaan. Wat een met olijfbomen bezaaide berghelling was, is veranderd in een paar kale, in terrasvorm oplopende vlaktes. „Daar stond een huisje”, zegt Ángel en wijst naar rechts. Ik zie alleen wat zand en stenen. „Verdwenen onder de aarde, net als de olijfbomen.”
Hoe is dat gekomen? Is het de aarde die uit de schacht is gekomen die ze geboord hebben om bij Julen te komen? Ángel schudt het hoofd. „Het komt door de afgraving die we hier moesten maken. De tunnelboormachine kon maximaal een put van 60 meter diep graven, terwijl we ervan uitgingen dat het jongetje op 71 meter diepte zat.” Er moest dus eerst een dikke 10 meter grond afgegraven worden, over een oppervlakte van een klein voetbalveld. Later, na de reddingsoperatie, heeft de Andalusische regering de diepe kuil die ontstaan was weer dichtgegooid om veiligheidsredenen. Zo lijkt het hier nog steeds meer op een bouwterrein dan op een olijfberg.
We lopen een stukje verder over de vlakte in de richting van een zandhelling. Dan blijft Ángel stilstaan. Hier moet het ongeveer geweest zijn. „Het was een soort vermaledijde fuik”, zegt Ángel. Hij fluistert het bijna, en blijft even zwijgend naar de grond staren. „Ze hadden hier een geul gegraven. Aan het eind van die geul was de put gedolven, als een soort trechter. Het jongetje rende door de geul en aan het eind van de geul slokte de trechter hem op.”
De ouders van Julen, Victoria García en José Roselló, vertelden Ángel hoe het precies was gebeurd. Zij wilden –en willen nog steeds– zo veel mogelijk uit de publiciteit blijven. „Ze zagen het gebeuren. Zijn moeder zag het gebeuren.” In gedachten verzonken herhaalt Ángel dat laatste zinnetje nog een paar keer. „Zijn moeder zag het gebeuren. En zijn tante.”
Die tante is de vrouw van David Serrano, de eigenaar van het stuk land waar het drama zich voltrok.
Wat vindt de ingenieur van de rechtszaak tegen Serrano, die beschuldigd wordt van doodslag door nalatigheid? „Ik denk er helemaal niets van. Ik wíl er niets van denken. Het enige wat ik kan zeggen is dat dit een vermaledijd ongeluk is geweest. Niemand wilde dat dit zou gebeuren. Niemand.”
Ángel vindt dat het nu eindelijk eens afgelopen moet zijn met al die putten die gedolven worden zonder vergunning en zonder veiligheidsmaatregelen. Volgens schattingen zouden er in Spanje zeker een miljoen van zulke putten zijn. Tegelijk weet Ángel als civiel ingenieur maar al te goed dat het gemeentelijke waterleidingnet onmogelijk alle huizen kan bereiken die in deze bergachtige streek verspreid staan buiten de dorpskernen. Hij wijst naar de tientallen huizen die je in de omtrek kunt zien liggen tegen de flanken van de bergen. „Elk huis heeft zijn eigen put. Dan kun je wel nagaan… En de meeste zijn illegaal”, zegt hij. „De wet is heel duidelijk. Je hebt een vergunning nodig van de gemeente en het waterschap. Je kunt niet zomaar grondwater oppompen. Maar dat is precies wat iedereen hier doet.” Al die illegale waterputten betekenen een aanslag op het milieu in deze droge streek. Toch is er nauwelijks controle. Het wordt oogluikend toegestaan. En als ze niet goed afgedekt worden, kan zo’n illegale put veranderen in een verraderlijke, levensgevaarlijke valstrik.
Het verbijsterende is dat de autoriteiten niet of nauwelijks optreden tegen degenen die illegaal putten slaan. Ook de dood van Julen heeft daar geen verandering in aangebracht. Hard optreden is onpopulair, het gaat tenslotte om de gunsten van veel kiezers. De grotere overtreders, meestal agrarische bedrijven, krijgen wel boetes opgelegd. Maar de winsten van een goede oogst wegen ruimschoots op tegen de hoogte van de sancties.
Overspoeld door journalisten
Totalán heeft 700 inwoners en twee bar-restaurants. Vandaag zijn de horecagelegenheden allebei gesloten. Het gemeentehuis is wel open. Maar burgemeester Miguel Ángel Escaño López heeft geen zin om te praten over het voorval dat zijn dorp tot wereldnieuws maakte. Aan de invasie van journalisten een jaar geleden lijkt hij een afkeer van de pers overgehouden te hebben. Voorafgaand aan mijn bezoek aan Totalán heb ik heel wat pogingen moeten doen om hem aan de telefoon te krijgen. Toen ik hem eindelijk aan de lijn had, was de naam van Julen voldoende om hem te laten afhaken. „Daar doe ik niet aan mee”, klonk het kortaf.
Fernando (24), geboren en getogen in Totalán, is toeschietelijker. Hij werkt in de plaatselijke supermarkt en herinnert zich hoe het dorp meeleefde met de familie van Julen en de reddingswerkers. En hoe het plaatsje overspoeld werd met journalisten uit de hele wereld. „Dit is een klein en rustig dorp”, zegt hij. „Je kunt je voorstellen wat het teweegbrengt als hier opeens journalisten uit de Verenigde Staten en Argentinië rondlopen en het dorp elke dag op televisie komt.”
Vaak was er niets nieuws te melden. Maar er waren nu eenmaal cameraploegen en verslaggevers gestuurd, dus moesten er reportages en live-verslagen komen. „Ze waren hier 24 uur per dag aan het filmen”, zegt Aurelio (35) vanaf zijn tractor op het dorpsplein. „Om de haverklap werd je geïnterviewd. Op een zeker moment werd het echt te veel.”
Aurelio kent de eigenaar van het terrein, David Serrano. „Hij was aangedaan, want hij is familie van Julen”, zegt Aurelio. „De ouders van Julen zeggen dat zij niet wisten dat er een waterput was. Serrano zegt dat zij het wél wisten. Ze liggen met elkaar overhoop.” Serrano ging regelmatig ontbijten in het dorpscafé. Maar de laatste tijd laat hij zich er niet meer zien. „De terreinwagen van Serrano staat nog steeds op de berg geparkeerd. Die heeft hij nooit opgehaald. Voor hem moet het ook een trauma zijn. Het was zijn neefje.”
Brandweerchef
In een café in Málaga ontmoet ik brandweerchef Julián Moreno. Tot voor kort stond hij aan het hoofd van de brandweerkorpsen in de provincie Málaga. In die functie was Julián een van de sleutelfiguren in de reddingsoperatie van Julen. Voor zijn inzet kreeg de 52-jarige brandweerchef internationale erkenning en een landelijke onderscheiding. Maar merkwaardig genoeg werd hij meteen na het aantreden van een nieuwe politieke baas aan de kant gezet. Niet omdat hij zijn werk niet goed deed, maar wegens „gebrek aan vertrouwen.” Julián had aan zijn vorige politieke chef gerapporteerd over slecht bestuur en dubieuze contracten. Daar zouden zijn superieuren hem toch dankbaar voor moeten zijn? „Haha, hier niet”, zegt Julián. „Dat is helaas het probleem in Spanje. Hier gooien ze je op straat!” Sindsdien zit hij weer op zijn vorige stek als hoofd van de lokale brandweer in Estepona.
Julián straalt gedrevenheid en integriteit uit. In de 28 jaar dat hij brandweerman is, heeft hij van alles gezien. De meest verschrikkelijke ongelukken, bijvoorbeeld. Die hakken er emotioneel vooral in als bejaarden of kinderen het slachtoffer zijn, de meest kwetsbaren. Toch heeft hij nooit iets meegemaakt dat ook maar in de verste verte leek op de reddingsoperatie van Julen. „Ik geloof niet dat er in de wereld ooit zoiets op touw is gezet om een kind uit een put te redden”, zegt hij.
Julián was als een van de eersten ter plekke na de fatale val van Julen. Vanaf die zondagmiddag zou hij vier dagen en nachten onafgebroken op de Kroonberg blijven. Af en toe een uurtje of twee slapen in een auto of in een tent, en dan weer aan de slag. De brandweer werkte in ploegen van twaalf uur. Maar Julián moest continu beschikbaar zijn om beslissingen te nemen in overleg met de politie, ingenieurs en mijnwerkers. De vijfde dag ging hij even naar huis om uit te rusten. Daar kwam weinig van terecht. Zijn telefoon bleef rinkelen en binnen een paar uur was Julián weer terug op de berg.
„De motivatie van de reddingsploeg was extreem”, zegt Julián. „Alsof Julen ons eigen kind was. Daarmee zeg ik alles. Helaas was de afloop niet zoals wij die allemaal gewild hadden, ook al wisten we dat de kans groot was dat het zo zou aflopen. Maar we werkten steeds in de hoop dat hij nog in leven was. We wilden aan geen andere mogelijkheid denken. Want als je de hoop verliest, dan werk je op een heel andere manier.”
Het reddingsteam moest voortdurend improviseren. Er bestaan immers geen machines om peuters uit extreem nauwe en diepe putten te bevrijden. Het eerste idee was om een machine te bouwen die de zandprop boven Julen kon wegwerken. Dat zou de snelste oplossing zijn, maar het bleek niet te werken. Vanaf dat moment kwam de reddingsoperatie in een tragere fase.
Bergpaden moesten verbreed worden om de zware machines toegang tot het terrein te verschaffen. „We bonden de strijd aan met de berg”, zegt Julián. „En de berg maakte het ons knap lastig. Als er geen probleem was met de schachtboormachine, dan was er wel een probleem met de diameter van de buis die in de schacht gelast moest worden. En in de rotsbodem stuitten we op kwarts. Dat is een van de hardste mineralen die er bestaan.”
Koortsachtig tempo
Elke minuut telde. Driehonderd mensen werkten in een koortsachtig tempo. Werkzaamheden die normaal zes maanden in beslag zouden nemen, werden uitgevoerd in amper dertien dagen. Terwijl de schacht voor de mijnwerkers geboord en gelast werd, een ronde put met een doorsnee van 1,2 meter, bleek tot verbazing van Julián dat er geen personencapsules van die afmeting bestaan. „Je denkt dat alles al zo’n beetje uitgevonden is, maar dat is dus niet zo”, zegt Julián. „In de mijnbouw worden liften gebruikt die veel groter zijn, met een capaciteit van zo’n tien personen.” Julián ontwierp zelf een capsule. Drie mijnwerkers konden daarin tegelijk afdalen om vervolgens de horizontale gang naar Julen te graven. Het apparaat bleek uitstekend te werken.
Op de dertiende dag werd Julen gevonden. Ondanks alle inspanningen kwam het jongetje levenloos uit de put tevoorschijn. Hoe ervoer Julián die tegenslag? „Ik was er mentaal op voorbereid. Natuurlijk was het een klap voor ons allemaal. Maar ik geef leiding en kan me niet veroorloven om een geestelijke inzinking te tonen tegenover mijn collega’s. Ik moet een steunpilaar voor ze zijn.” Behalve een ervaren brandweerman is hij afgestudeerd psycholoog.
Het kan haast niet anders of er gaat geen dag voorbij zonder dat ergens ter wereld een kind van twee op tragische wijze om het leven komt. Waarom werd de reddingsoperatie van Julen uitgerekend wereldnieuws? „Ik denk dat het vooral komt door de manier waarop we de zaak aanpakten”, zegt Julián. „We aarzelden niet om letterlijk een berg te verzetten. Ik denk dat we de wereld een voorbeeld gaven van solidariteit. Van het idee dat als het nodig is voor het algemeen welzijn, dat we dan in staat zijn om de handen ineen te slaan.”
Julián gelooft dat de reddingsactie van Julen laat zien dat de mens ook een positieve kant heeft, naast alle negatieve kanten waar het nieuws dagelijks bol van staat. Hij hoopt dat de inspanningen om Julen te redden een inspiratiebron kunnen zijn voor vergelijkbare situaties in de toekomst. „Als zich morgen ergens weer zo’n geval voordoet, en wij hebben de wil gehad om een berg te verzetten, zouden ze dan morgen op een andere plek niet hetzelfde proberen? De volharding van zo veel mensen die zo lang samen hebben gewerkt, dat laat zien waar we toe in staat zijn om te doen voor een ander. Ik denk dat onze reddingsactie ook dáárom zo veel aandacht heeft getrokken.”
Eigenaar van de put binnenkort voor de rechter
Op 21 januari begint in Málaga de rechtszaak tegen David Serrano. Hij is een neef van de vader van Julen en de eigenaar van het terrein waar de peuter om het leven kwam tijdens een familie-etentje in de buitenlucht. De openbare aanklager eist drie jaar cel tegen hem omdat Serrano de put op zijn terrein niet of onvoldoende had afgedekt. Doodslag door ernstige nalatigheid, luidt de aanklacht. Bovendien eist het parket een borgsom van 885.000 euro. Die kan Serrano niet betalen. Volgens zijn advocaat is hij werkloos en heeft los van het terrein geen bezittingen. De ouders van Julen, José Roselló en Victoria García, treden op als particuliere aanklager. Zij eisen drieënhalf jaar gevangenis.
De familierelatie is verstoord. Verwijten vliegen over en weer. Terwijl de ouders van Julen hun neef de schuld geven van het ongeval, zegt Serrano dat José en Victoria beter op hun kind hadden moeten passen. Volgens de eigenaar van het terrein wisten zij dat er een put was, maar José en Victoria ontkennen dat.
De verdediging van Serrano probeert het proces te vermijden door de zaak te schikken. De ouders eisen dat hij eerst zijn excuses aanbiedt.
Mediacircus overviel het dorpje Totalán
Het ongeluk van Julen en de inspanningen om hem uit de put te redden kregen enorme aandacht in de Spaanse en internationale media. Volgens de audiovisuele raad van Andalusië wijdden de voornaamste tv-zenders in dertien dagen in totaal 228 uur aan de zaak-Julen. Dat komt neer op bijna achttien uur per dag. Vooral de commerciële Spaanse sensatiezenders Antena3 en Telecinco gingen ver in hun opzet om de emoties die het voorval opriep maximaal uit te buiten. Te ver, volgens heel wat critici. Op de laatste dag van de reddings-operatie spande Telecinco de kroon met een uitzending van dertien uur.
De audiovisuele raad concludeert dat de kanalen die de meeste tijd aan de zaak besteedden ook het meest vervielen in pseudo informatie, onbenullige details en sensationalisme. Geluidseffecten en spannende muziek maakten het televisiespektakel compleet. Maar dat was misschien nog niet het ergste. Om de aandacht van de kijkers vast te houden was het blijkbaar nodig om tegen alle ratio in voortdurend te verzekeren dat Julen levend uit de put zou komen. Presentatoren en geïnterviewden herhaalden het keer op keer: „een wonder” en „een engeltje in de hemel” –het broertje van Julen dat een jaar eerder aan een ziekte overleed– zouden voor een gelukkige afloop zorgen. Het kweekte valse hoop die de psychologische hulp aan de familie zou ondermijnen.