Georgië: een bananenrepubliek in de Kaukasus
De Kaukasische republiek Georgië is sinds enkele weken voorwerp van een groeiende internationale belangstelling. In het Pankisidal houden zich al-Qaida-strijders uit Afghanistan schuil evenals tientallen rebellen uit buurland Tsjetsjenië. Toch is dit maar een van de vele problemen waarmee het land te kampen heeft.
Tien jaar geleden keerde de laatste minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie, Eduard Sjevardnadze, terug naar zijn geboorteland Georgië om daar de macht over te nemen. Op 7 maart 1992 begon de politicus aan zijn tweede carrière, ditmaal als president van een republiek die het jaar daarvoor -na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie- haar onafhankelijkheid had verworven.
In Tbilisi belandde Sjevardnadze in een totaal andere situatie. Als voormalig minister onder Gorbatsjov genoot hij internationaal aanzien vanwege zijn bijdrage aan het beëindigen van de Koude Oorlog. De oud-minister had gezorgd voor het afbouwen van het wapenarsenaal en zich welwillend getoond tegenover de Duitse hereniging. In zijn vaderland leverde die reputatie hem weinig voordeel op. Sjevardnadze trof een land aan dat verkeerde op de rand van een burgeroorlog. Bovendien functioneerde hij aanvankelijk slechts als uithangbord van de nieuwe machthebbers die de zittende en democratisch gekozen president Gamsachoerdia ten val hadden gebracht.
Na tien jaar Sjevardnadze is Georgië nauwelijks verder dan toen de president aantrad. Het land is inmiddels berucht vanwege zijn crises, corruptie, vluchtelingen, vervallen industrie en stroomuitval. De enige wapenfeiten van de president zijn dat hij twee aanslagen heeft overleefd en twee keer is herkozen als staatshoofd. Maar hij is er niet in geslaagd orde en rust te brengen in een land dat vroeger bekendstond als een geliefd vakantieoord.
Verschillende gebieden in Georgië willen niets meer te maken hebben met de regering in de hoofdstad. Dat zijn onder andere de noordelijke kuststreek Abchazië en de deelrepubliek Zuid-Ossetië, die grenst aan Rusland. Verder heeft de overheid haar handen vol aan de zuidwestelijke provincie Ajaria aan de grens met Turkije. Daar heerst een potentaat die de autoriteit van Tbilisi evenmin erkent. Ook rommelt het in de Armeense gebieden in het zuiden. Een laatste probleemgebied is het Pankisidal ten noorden van de hoofdstad, dat wordt geregeerd door gevluchte Tsjetsjeense opstandelingen en al-Qaida-strijders uit Afghanistan. Een kwart van het Georgisch grondgebied is niet meer in handen van de regering. Van de vijftien voormalige Sovjetrepublieken, die in 1991 onafhankelijk werden, is er op dit moment niet een zo slecht aan toe als Georgië.
Het conflict dat Tbilisi het zwaarst op de maag ligt is dat van Abchazië. Nadat het parlement van de deelrepubliek in 1992 de onafhankelijkheid had uitgeroepen, vielen de troepen van Sjevardnadze onmiddellijk het land binnen. Ruim een jaar later eindigde de oorlog tegen Abchazië, dat steun kreeg van het grote Rusland, in een nederlaag voor Georgië. Het land was zo’n 10.000 mensenlevens armer en 250.000 vluchtelingen rijker.
Hoewel de oorlog voorbij is, duurt het conflict voort. Sinds 1993 proberen de leden van een VN-missie, bestaande uit 110 militaire waarnemers, de partijen uit elkaar te houden en de veiligheidszone langs de rivier de Inguri te bewaken. Een vredesmacht van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), bestaande uit Russische soldaten, patrouilleert in het gebied. Veel Georgiërs beschouwen de troepen als Russische grenspolitie.
In de herfst van het afgelopen jaar laaide het conflict weer op toen in het Kodoridal in Abchazië onverwacht een kleine 200 rebellen opdoken uit landen als Tsjetsjenië, Azerbeidzjan en andere Kaukasische republieken. Daar voegden ze zich bij Georgische militieleden en bezetten dorpen, doodden veertien burgers en schoten een helikopter van de VN uit de lucht, waarbij elf mensen om het leven kwamen. Later bleek dat de rebellen in het Kodoridal afkomstig waren uit het Pankisidal, waar zich nu dus gevluchte al-Qaida-strijders bevinden. De rebellen waren met een auto van het Georgische ministerie van Binnenlandse Zaken van het Pankisi- naar het Kodoridal gebracht.
Rusland reageerde door het Kodoridal te bombarderen. Dat Abchazië zelf niet achter de bombardementen zat, blijkt uit het feit dat de opstandige republiek slechts over twee helikopters beschikt. De militaire operaties werden uitgevoerd met een gevechtsvliegtuig en een aantal helikopters van een ander type dan waarover Abchazië beschikt.
Een oplossing voor de problemen in Georgië ligt voorlopig niet in het verschiet. Er zal eerst een verbetering moeten komen in de relaties met Moskou. De Georgische overheid moet af van het paranoïde idee dat alles wat Rusland doet, tegen Georgië is gericht. Daarnaast zou het goed zijn als Sjevardnadze een begin maakte met de bestrijding van corruptie, waarvan hij nu nog op grote schaal gebruikmaakt. Rusland, dat in Achalciche en Batumi nog altijd twee militaire bases heeft, zou van zijn kant moeten ophouden met het destabiliseren van een land dat streeft naar aansluiting bij het Westen. Door voortdurend met twee monden te spreken over de conflicten in Georgië werkt Moskou destabilisering alleen maar in de hand.
De situatie wordt er niet eenvoudiger op nu Amerikaanse troepen naar Georgië komen om het land te helpen bij het strijden tegen al-Qaida-leden in het Pankisidal. Abchazische leiders hebben al aangekondigd verdere toenadering tot Moskou te zoeken. Ze willen handhaving van hun autonomie, maar zijn bereid een aantal regeringstaken over te dragen aan de Russen. De Abchaziërs vrezen dat een beter bewapend en opgeleid Georgisch leger zijn middelen zal gaan inzetten tegen hun republiek.
De Russische president Poetin herhaalde vorige week tijdens een ontmoeting met Sjevardnadze in Kazachstan dat hij de territoriale integriteit van Georgië respecteert. Dat kon niet verhinderen dat er na de aankondiging van de VS troepen naar Georgië te sturen, in het Russische parlement stemmen opgingen om Georgië op te delen en Abchazië en Zuid-Ossetië bij Rusland te voegen.
De meeste Russen, die amper zijn bijgekomen van de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in het aangrenzende Centraal-Azië, zijn laaiend over het bericht dat 200 Amerikaanse instructeurs het Georgische leger gaan trainen. Ze vrezen binnenkort door de VS te zijn omsingeld. Poetin lijkt de enige Rus -ook onder vooraanstaande politici- die geen moeite heeft met de Amerikaanse aanwezigheid in Georgië. Althans, dat zegt hij. Misschien hoopt hij van de nood een deugd te maken en zo op een goedkope manier van de Tsjetsjeense rebellen af te komen. Wat zijn motieven ook zijn, Poetin is er dankzij zijn populariteit opnieuw in geslaagd de Russen zijn wil op te leggen. De vraag dringt zich zo langzamerhand wel op wat Rusland en de omliggende regio staat te wachten als de president -om wat voor reden dan ook- onverwacht van het podium zou verdwijnen.