Bereid
De profeet, die wegens zijn onmacht als in het stof neerlag en zijn mond niet durfde opendoen, heeft nu vrijmoedigheid om uit te gaan naar een weerspannig volk. Daarom zegt hij: Zie, hier ben ik, zend mij heen. Het is alsof hij zeggen wil: O Heere, God der goden, bij dezen wil ik Uw roeping opvolgen, Uw volk leiden, Uw wet aan hen voorschrijven, hun zonden bestraffen, Uw zegeningen en oordelen aankondigen. Ik wil alles doen wat het gewichtige ambt van profeet vereist.Als ik echter Uw hoogheid zie, waarvoor zelfs de engelen hun aangezicht moeten bedekken, en daartegenover mijn onreinheid en aanklevende verdorvenheid en de grote zonden van het volk waaronder ik verkeer, dan moest ik van schrik en vrees vergaan. Dan slaat mij mijn hart en durf ik mijn ogen niet omhoog te heffen. Dan durf ik niet te spreken tot zo’n zondig volk om hen uw oordelen te verkondigen, daar ik zelf ook een man ben van onreine lippen.
Maar nu hebt Gij Uw gunstig aangezicht over mij laten lichten, nu ben ik door Uw genade bereid om Uw welbehagen te doen. Indien Gij met mij bent, wie zou dan tegen mij zijn? Nu zal ik niet meer vrezen. Noch bedreiging, noch verdrukking, noch hoogte, noch laagte, noch honger, noch zwaard, noch leven, noch dood zal mij scheiden van Uw gemeenschap.
W. Themmen, predikant te Northorn (Een weeklagende Godsgezant, 1730)