Kinderhandel ook in Nederland
Kinderhandel komt ook in Nederland voor. Kinderen komen hier terecht in de prostitutie, in de horeca, in naaiateliers, in het huishouden en in de voetballerij. Ook worden kinderen uit stelen gestuurd en moeten ze bedelen. Het is echter niet duidelijk om hoeveel kinderen het gaat.
Dat concludeert de VN-organisatie Unicef in een onderzoek naar kinderhandel in Nederland dat zij met ECPAT Nederland/Defence for Children International Nederland deed. Unicef heeft de uitkomsten vandaag gepubliceerd.
De kinderrechtenorganisatie van de VN vindt dat er voldoende aanwijzingen zijn om een serieuze aanpak van de kinderhandel te rechtvaardigen. Die zou ertoe moeten leiden dat kinderhandel beter wordt herkend, slachtoffers bescherming krijgen en daders worden opgespoord en vervolgd.
Als voorbeeld van de gebrekkige aanpak tot nu toe noemt Unicef het vreemdelingenbeleid. Het gebeurt nu nog dat kinderen die illegaal in Nederland zijn, worden uitgezet, zonder dat eerst zorgvuldig is bekeken of zij slachtoffer zijn van kinderhandel. Verder is het onduidelijk hoe de verantwoordelijkheid is geregeld rond de veilige terugkeer naar het land van herkomst.
Unicef noemt de afschaffing van het bordeelverbod een van de knelpunten. Door bordelen wettelijk toe te staan is weliswaar de grip op de legale prostitutie toegenomen, maar zijn de illegale bedrijven verder uit het zicht geraakt. Het zijn juist die bedrijven die minderjarigen exploiteren. Voorwaarde voor een betere aanpak is dat kinderhandel een meer prominente plek krijgt in het strafrecht. Nu valt die nog niet onder mensenhandel en geldt de strafbaarheid alleen seksuele uitbuiting.
Het kabinet is bezig dat aan te passen aan de internationale normen, waardoor ook uitbuiting op andere terreinen eronder komt te vallen.
Als de strafbaarheid goed is geregeld, voorzien politie en justitie weer andere problemen. Zo is niet duidelijk wat onder het begrip kinderhandel valt, wie wat moet gaan doen en hoe het probleem kan worden aangepakt zonder dat er personeel bijkomt. Politie en justitie zeggen hun handen nu al vol te hebben aan de strijd tegen de mensenhandel zoals die tot dusverre in de wet strafbaar is gesteld.
De kamerleden Rouvoet (CU) en Van der Staaij (SGP) zien in het Unicef-rapport bevestigd dat ons land een verkeerd signaal heeft afgegeven met de afschaffing van het bordeelverbod. „Ons land heeft de naam dat hier alles mag. Dat was al zo met drugs, nu ook op het gebied van seks. Zo simpel is dat”, zegt Rouvoet.
Van der Staaij stelt vast dat er na de afschaffing van het bordeelverbod een legale sector is ontstaan die groeit en bloeit. „Dan moeten we er niet verbaasd over zijn dat nu ook het illegale circuit opbloeit. Dat zijn mechanismen die je kon verwachten.”
Rouvoet kijkt er evenmin van op. „Stel dat je softdrugs zou verbieden, dan is daarmee de drugshandel niet verdwenen maar verplaatst ze zich naar wat eraan grenst. Zo is het ook hier.”
Van der Staaij wijst erop dat het bordeelverbod indertijd werd afgeschaft om meer greep te krijgen op ongewenste verschijnselen. „In de praktijk blijkt dat helemaal niet zo uit te pakken. Dat zou voor de politiek reden moeten zijn om de gevolgde koers ter discussie te stellen. Helaas is daar weinig bereidheid toe.”
Dat er een verband is tussen de welig tierende kinderhandel en de afschaffing van het bordeelverbod vindt CDA’er De Pater een aanvechtbare conclusie. Ze vertrouwt op de extra maatregelen die minister Donner van Justitie aankondigde om het illegale circuit beter aan te pakken.