Waar staat het steelpannetje?
Een zwaan zien als je omhoog kijkt, dat kun je nog begrijpen. Maar een stier? En een grote beer? Een avondje sterrenkijken levert heel wat verrassingen op. En je mag nog laat naar bed ook.
Al die duizenden sterren. Op welke afstand zouden ze zich bevinden? En hoe heten ze? Op een koude novemberavond gaan Florens, Hielke, Rudolf en Thomas op zoek naar een antwoord. Niet alleen, maar samen met Jan Zeebregts (71). Hij woont in het stadje Heukelum, dicht bij Leerdam, en heeft al meer dan een halve eeuw een prachtige hobby: sterren kijken.
Zeebregts begint met een teleurstellende mededeling. „De maan is niet te zien en planeten zijn er ook niet, maar ik heb ook goed nieuws. Het is een heldere nacht, dus sterren zijn er genoeg.”
Dat is mooi, want daarvoor zijn de vier jongens uit groep zeven van de Calvijnschool in Leerdam vanavond juist gekomen. Met een warme jas aan en een extra paar sokken. Want zoveel is na een avondje sterrenkijken wel duidelijk: dit is geen hobby voor watjes. Sterren kijken doe je ’s nachts, en dan vooral in de winter, als het vroeg donker is. Het moet ook helder zijn. Laten dat nu ook de koudste nachten zijn. Zeebregts is er op voorbereid. Met een ijsmuts met ingebouwd rood mijnwerkerslampje op zijn hoofd brengt hij de jongens de eerste beginselen van de sterrenkunde bij.
Eerst maar eens een beetje polsen wat het viertal al weet. „Wie weet er een naam van een ster?” vraagt hij als we in de achtertuin van zijn woning staan. „De poolster”, weet Thomas. Maar als Zeebregts vervolgens vraagt waar je die kunt vinden, blijft het stil. Geen nood, want hij legt het graag uit. „Kennen jullie het steelpannetje?” Daar hebben de meeste jongens weleens van gehoord, maar vinden is een tweede. Zeebregts wijst in de richting van een paar bomen. Tussen de kale takken door twinkelen een paar sterren. „Kijk daar, een groepje van zeven sterren. Met elkaar vormen ze een klein pannetje met een lange steel. Als je dat weet, kun je altijd de poolster vinden.” (Zie het kader ”Navigeren naar de poolster”.)
Dobbelsteen
Hoog tijd om nog een nieuw sterrenbeeld te leren. Daarvoor moet het hoofd in de nek. „Zie je die vijf heldere sterren? Dat is de Zwaan”, wijst Zeebregts met zijn arm recht omhoog. „Ik zie ze! Als de vijf op een dobbelsteen”, roept Florens. Dat zijn de sterren waar het om gaat. Een kop, twee vleugels en een staart. En nog een ster in het midden, het lijf van de zwaan.
Niet voor niets heeft Zeebregts met de jongens het sterrenbeeld Zwaan opgezocht. Nu er geen maan met zijn mooie kraters of een planeet met prachtige ringen te zien is, gaan ze een dubbelster bekijken door de telescoop. Twee sterren die heel dicht bij elkaar staan. Waar? Precies, in het sterrenbeeld Zwaan.
De sterrenkijker van Zeebregts is op geen enkele manier te vergelijken met een kijkertje dat je voor een paar tientjes in de speelgoedwinkel koopt. In zijn achtertuin heeft de bevlogen hobbyist een echte sterrenwacht gebouwd. In een tuinhuisje –waarvan het dak eenvoudig weg kan worden geschoven– staat een knots van een telescoop.
Vroeg in de avond heeft Zeebregts zijn kijker al op de dubbelster gericht. Het apparaat blijft hem automatisch volgen als de plaats van de ster, als gevolg van de draaiing van de aarde, verandert. „Niet elke ster is even heet”, legt hij uit terwijl de jongens een voor een hun oog voor de lens houden. „De ene ster is blauw en heet, de andere is rood en koeler. Zien jullie het verschil?”
Zomerdriehoek
Ook zonder telescoop is de sterrenhemel de moeite waard. Zeebregts wijst nog een keer naar de kop van de Zwaan, een van de helderste sterren aan de hemel. Laten er nu in de buurt daarvan nog twee heldere sterren staan. Met elkaar vormen ze de zomerdriehoek. Zomer? Dat seizoen ligt toch al een paar maanden achter ons? Dat klopt, knikt Zeebregts. „Dat we de zomerdriehoek nog zien, komt omdat het nu het begin van de avond is. Nog een paar uur, dan gaan de zomersterrenbeelden onder en komen de wintersterrenbeelden er voor in de plaats.”
Zoals de Stier, waar we op wachten. Met daarin de Pleiaden, een sterrenhoop. „Wat is dat, denken jullie?” wil Zeebregts van de jongens weten. „Een hele hoop sterren”, klinkt het in koor. En zo is het ook. Zonder telescoop zijn er maar een stuk of zes sterren te zien. Door de lens zie je een groepje van tientallen sterren dicht bij elkaar.
„Heeft u ook weleens een raket door de telescoop gezien?” vraagt Hielke. „Dat kan niet”, krijgt hij te horen. „Die kun je niet volgen, raketten gaan veel te snel voor een telescoop.”
Het dak gaat weer dicht. Het viertal is tevreden, ook al moesten ze het doen zonder maan en planeten. „Over een paar maanden komt Mars weer tevoorschijn en de maan komt elke maand langs. Jullie komen nog maar eens terug”, klinkt het uitnodigend bij het afscheid. Dat lijkt de jongens wel wat, het liefst met de hele familie.
Navigeren naar de poolster
Wil jij ook wijs worden uit al die lichtpuntjes boven je hoofd, dan heb je een sterrenkaart nodig. Je vindt zo’n kaart op internet, of in een bibliotheekboek. Een sterrenkaart is een soort navigatiesysteem, maar dan voor de sterrenhemel. Je gebruikt hem net als een wegenkaart.
Al die lichtpuntjes aan de hemel, daarin ben je zo het overzicht kwijt. Vandaar dat een sterrenkaart hulplijntjes heeft, die tussen de helderste sterren staan en helpen sterrenbeelden te herkennen. Het bekendste sterrenbeeld is de steelpan. Vier heldere sterren vormen de pan, drie andere de steel. Eigenlijk is het steelpannetje geen echt sterrenbeeld. Het is onderdeel van de Grote Beer, waar het de staart en een deel van de romp van vormt. De rest bestaat uit minder heldere sterren en is niet zo bekend. Ga als het helder is eens op zoek, hij staat vroeg in de avond laag in het noorden.
Heb je de steelpan gevonden, dan kun je op zoek naar de poolster. Om die te vinden, moet je de afstand tussen de twee sterren die de voorkant van de steelpan vormen, vijf keer omhoog verlengen. Zij wijzen als het ware naar de poolster. Dat is wel nodig ook, want bijster goed zichtbaar is hij niet. Dat de poolster zo bekend is, komt door zijn plaats aan de hemel. Hij staat in het verlengde van de aardas, precies in het noorden. Door de draaiing van de aarde lijkt het alsof alle andere sterren er in 24 uur omheen draaien. Vooral vroeger was het heel belangrijk om de poolster te herkennen. Als je weet waar het noorden is, kun je nooit verdwalen. Tenminste, als het helder is.
Tip: Zoek
een sterrenwacht
Wil je ook eens door een telescoop kijken? Zoek op internet voor een sterrenwacht of amateurclub bij jou in de buurt.