Econoom Strijker: Boer worstelt met wensen samenleving
Dirk Strijker maakte in 1963 als tienjarig jongetje de opstand in Hollandscheveld mee. Nóg ruikt hij het traangas waarmee de politie de boeren bestookte. Toen dit najaar duizenden trekkers Den Haag binnenreden, dacht hij eraan terug. „Op de achtergrond speelt hetzelfde fenomeen.”
Eexterzandvoort is een klein dorpje in het Drentse veen, tussen Assen en Veendam. Vanuit zijn woonkamer kijkt Dirk Strijker over de akkers uit op de beboste Hondsrug. De boerenzoon die economie studeerde en opklom tot hoogleraar, is altijd een plattelander gebleven.
Tijdens het interview pakt hij een boek over protestbewegingen op het Europese platteland uit de kast. Op de omslag prijkt Hendrik Koekoek (1912-1987), voorman van de Boerenpartij, die zijn aanhang toespreekt. Het boek verscheen in de nasleep van een internationaal symposium dat Strijker in 2012 organiseerde, het honderdste geboortejaar van Koekoek. Eigenlijk had ”boer Koekoek” een monument verdiend, vindt Strijker, maar daar kreeg hij het geld niet voor bij elkaar.
Wie een paar jaar eerder wél een monument kreeg, was Sicco Mansholt, de Groningse akkerbouwer die minister van Landbouw werd en later de eerste Europese Commissaris van Landbouw. Het staat in Blauwestad, het roemruchte gebiedsontwikkelingsproject in Oost-Groningen. Mansholt was de architect van de met subsidies gestimuleerde schaalvergroting in de landbouw, waar Koekoek en de zijnen zich tegen verzetten.
Wat hebt u met Koekoek?
„Ik ben opgegroeid op een boerderijtje in Noordscheschut, vlakbij Hollandscheveld. Mijn vader was geen lid van de Boerenpartij maar had er wel sympathie voor. Ik voel me nog altijd verbonden met het vraagstuk van de kleine boeren.”
Tot juli bekleedde u de Mansholt-leerstoel voor plattelandsontwikkeling in Groningen. Juist het beleid van Mansholt leidde toch tot het verdwijnen van talloze boerenbedrijven?
„Het blijft de vraag wat het beleid daaraan bijgedragen heeft en wat al min of meer autonome ontwikkelingen waren. Mansholt wilde dat er in Europa nooit meer honger zou komen. Tegelijk vond hij dat het welvaartsniveau van boeren omhoog moest. Omstreeks 1960 hadden arbeiders in West-Europa inmiddels een redelijk loon, een vrije zaterdag en tijd en geld om op vakantie te gaan. Maar de boeren wroetten nog net als 300 jaar eerder in de modder en de mest. Dat wilde hij veranderen door de landbouw te moderniseren. In de zes landen van de EEG (voorloper van de Europese Unie, TR) kwam een gemeenschappelijk prijsbeleid, met stabiele en relatief hoge prijzen voor de boeren, zodat die de mogelijkheid kregen om te investeren. De andere poot van het plan-Mansholt was het structuurbeleid. De landbouw moest efficiënter worden door ruilverkaveling, mechanisatie en scholing. Akkerbouwbedrijven zouden 100 hectare groot moeten zijn, veehouders moesten zeker 50 koeien melken. Daarbij liep Mansholt zo ver voor de werkelijkheid uit dat hij alleen maar boe-geroep kreeg. Er kwamen protesten, in Nederland, maar nog veel grotere in Duitsland. Boze boeren joegen in Brussel koeien door de vergaderkamer van de Europese Commissie.”
Dat klinkt heftiger dan trekkers op het Malieveld?
„Dat was het ook. Er viel zelfs een dodelijk slachtoffer en er bleef een enorme rotzooi achter. En dat allemaal vanwege de stip op de horizon die Mansholt had getekend. Mansholt dacht trouwens ook al aan het uit productie nemen van landbouwgrond, door het bijvoorbeeld om te zetten in bos. Want hij voorzag dat rationalisatie en schaalvergroting zouden leiden tot hogere producties. Alleen ging dat veel harder dan hij had ingeschat.
Blauwestad, waar zijn standbeeld staat, markeert de omkering van het landbouwbeleid in de jaren 90. De overproductie was toen zo groot geworden dat Europa wel moest ingrijpen. Er kwam subsidie om grond braak te leggen. Daar hebben de initiatiefnemers van Blauwestad van geprofiteerd.”
Aanleiding voor ”Hollandscheveld” was dat boeren uit hun huis werden gezet omdat ze de Landbouwschapsheffing weigerden te betalen. Wat had dat met Mansholt te maken?
„Het gaat om hetzelfde fenomeen: kleine, traditionele boeren die de grote veranderingen die op hen afkwamen niet konden en wilden meemaken. Die veranderingen werden geproclameerd door beleidsmakers, door Mansholt in Brussel en ook door het Landbouwschap in Nederland. Veel boeren zagen dat als een aantasting van hun traditionele bestaan.
In 2012 schreef een collega een boekje over Koekoek. Dat hebben we gepresenteerd in zaal Mol in Hollandscheveld. Een prachtig moment was dat. Oudgedienden van de Boerenpartij en vroegere Haagse ambtenaren kwamen elkaar toen eigenlijk pas voor het eerst tegen. Die boeren zagen het als een soort erkenning. Boer Koekoek is altijd weggezet als een rare vogel maar de voormannen van de partij hadden wel degelijk een visie. Zij zagen serieuze problemen tijdens die golf van modernisering, die niet erkend werden.”
U zei dat er naast het plan-Mansholt ook andere verklaringen zijn voor de schaalvergroting in de landbouw.
„De algemene maatschappelijke ontwikkelingen met snel stijgende lonen, modernisering en internationalisering hebben ook meegespeeld. In 1947 werkte 20 procent van de beroepsbevolking in de landbouw, in 1970 was dat nog 7 procent. Maar het was wel min of meer een warme sanering. Je kon subsidie krijgen als je je grond verkocht. En buiten de landbouw was volop werk.
Vandaag heeft de gemiddelde boer in Nederland een inkomen dat gelijkwaardig is aan wat burgers met dezelfde opleiding verdienen. Een paritair inkomen zoals we dat noemen. Daarmee zijn we echt een uitzondering. Vrijwel overal in de wereld zijn boereninkomens veel lager dan van burgers.”
Dat zegt niet iedereen met u mee. De Friese actieleidster Sieta van Keimpema roept dat het uurloon van boeren ver beneden het gemiddelde in Nederland ligt.
„Ik kijk niet naar het uurloon maar of je in staat bent om een normaal inkomen te halen. Het antwoord is ja. De omgeving waar wij wonen is helemaal niet zo welvarend maar de boeren hier gaan gewoon op vakantie naar Frankrijk of bezoeken hun familie in Canada. Dat is een groot goed.”
Waarom zijn veel boeren dan zo boos?
„Die zijn niet boos om hun inkomen. Zij zien dat de landbouw zich technisch nog een heel eind verder kan ontwikkelen maar dat dit maatschappelijk niet geaccepteerd wordt en dat wetten en regels de sector beperken. En paar jaar geleden moesten veehouders koeien wegdoen vanwege fosfaatrechten, nu gaat het om stikstof.
Ik zie dat ook in sommige reacties op mijn columns in Boerderij. Je proeft een zurige ondertoon bij mensen die gaandeweg aan het afhaken zijn. Als ondernemer willen ze hun bedrijf eigenlijk verder ontwikkelen, ze zien daar ook technische en financiële mogelijkheden voor, maar ze lopen tegen de maatschappelijke weerstand op. Want die is er, al kijkt een groot deel van de bevolking nog steeds heel positief naar boeren.”
Hoe kijkt u zelf naar de toekomst van de landbouw?
„Ik zie een dilemma waar ik absoluut niet uit ben. De huidige manier van landbouw bedrijven laat niet veel ruimte voor boeiende ecologische processen, voor weidevogels, vlinders of bijen. De landbouw is high tech. We zijn technisch vrijwel in staat om dat te doen waar boeren al duizenden jaren van dromen: alle slechte plantjes weg en alleen maar goeie plantjes maximaal laten groeien. Nog een beetje precisielandbouw en een paar drones en dan bestaat een veld met bieten uit alleen maar bieten. Zestig jaar geleden zouden alle Nederlanders blij zijn geweest met weides als biljartlakens en velden met alleen maar aardappels, want dan was de voedselvoorziening veilig. Vandaag is dat anders. Ik leg dat studenten uit met de schaal van Maslow: naarmate de samenleving welvarender wordt, veranderen de behoeften van mensen. Als je arm bent is het vooral belangrijk dat je een dak boven je hoofd hebt en dat er eten is. In onze westerse samenleving zitten we intussen zo hoog in die schaal, dat we de luxe hebben om na te denken over onze eigen identiteit. Die ontlenen mensen bijvoorbeeld aan het feit dat ze vegetariër zijn of onbespoten groente eten of naar sterrenrestaurants gaan.
Ik zie niet echt hoe je onze high tech landbouw kunt verenigen met de moderne maatschappelijke wensen. We zoeken er wel naar, bijvoorbeeld met natuurinclusieve landbouw, met strokenteelt waarbij je aardappels afwisselt met plantjes waar insecten in gedijen. Maar ik kan me niet voorstellen dat we teruggaan naar een lager niveau van techniek. Want daar kun je geen inkomen mee verdienen. En er is ook geen boer die zo hard wil werken als mijn vader deed. Ecologische boeren hadden als eersten gps op de trekker, omdat ze daarmee nauwkeuriger kunnen schoffelen. Dat heeft niet veel met romantiek te maken.”
Sommige politici en opiniemakers roepen dat de landbouw niet zo op de export gericht moet zijn. Als we de helft van de boeren opdoeken, komt er meer ruimte voor natuur.
„LTO-voorzitter Marc Calon zei laatst terecht dat export geen doel op zich is. Boeren willen allereerst efficiënt produceren en een goede boterham verdienen onder fatsoenlijke werkomstandigheden. En wat noem je export? Parijs, het Ruhrgebied en Londen horen bij de natuurlijke regio waar onze landbouw zijn producten aan levert. Als we een wat groter land waren, heette dat gewoon binnenlandse afzet.
Als je boeren opdoekt, moet je goed nadenken over de gevolgen. Want als wij de veenweidegebieden onder water zetten en door natuurinclusieve landbouw de productie per hectare met een derde verminderen, kunnen we een van die twee grote zuivelfabrieken bij Heerenveen sluiten. Dát is de consequentie: mensen worden werkloos en met z’n allen zullen we minder inkomen hebben.”
U schreef onlangs in een column dat je landbouw en natuur in Nederland eigenlijk niet kunt scheiden. Legt u dat eens uit?
„Er is binnen de landbouwwetenschappen een stroming die zegt: we zetten een deel van de landbouwgrond om in natuur of recreatie, maar op de beste gronden gaan we high tech en intensief verder. Land sparing –scheiding– heet dat in het Engels. Maar dit soort dingen kun je niet van bovenaf opleggen.
De andere stroming kiest voor land sharing of verweving. Daar geloof ik meer in. We wonen in Nederland met 18 miljoen mensen op een klein stukje aarde, we beginnen niet vanuit een lege situatie maar met mensen die overal wonen en recreëren. Een stuk grond heeft hier altijd verschillende functies. Naast de hoofdactiviteit, of dat nou landbouw is of natuur of recreatie, zijn er steeds die andere aspecten, landschap, uitzicht, wonen en luchtkwaliteit. Daar zullen we het met z’n allen over moeten hebben. Het is volstrekt helder dat de landbouw niet maar door kan gaan zonder te letten op de wensen van andere Nederlanders. Volgens mij ziet elke boer dat ook.”
Geldt die verweving ook voor natuurgebieden? Boeren roepen dat de bescherming van postzegelgebiedjes te ver is doorgeschoten.
„Dat vind ik ook. Veel van die kleine gebieden hebben vooral een recreatieve functie, die zijn niet zo geschikt om zeldzame planten en dieren te beschermen. Maar er zijn hele zware claims op gelegd, zo van: de wereld vergaat als we eraan komen. En over kosten mag je niet praten, want die natuur heeft intrinsieke waarde of zoiets. Daar geloof ik helemaal niets van. Het kan niet zo zijn dat we vanwege stikstof het hele land op slot zetten. Voor hele grote aantallen Nederlanders horen ecologische kwaliteiten wel bij de natuur, maar niet tegen elke prijs en niet onbeperkt.”
Hoe belangrijk is de landbouw voor de leefbaarheid van het platteland?
„Niet echt. Landbouw is er natuurlijk een onderdeel van. Dat we boeren hebben, vormt mede ons platteland. Maar ik heb midden jaren 90 een keer voor het ministerie van Landbouw uitgezocht waar het inkomen van de kleine dorpen in Nederland vandaan komt. Slechts 16 procent kwam uit de landbouw en de agro-industrie. Dat is nu, 25 jaar later, gegarandeerd nog minder. Het leeuwendeel van het besteedbaar inkomen wordt verdiend door pendelaars. Er zijn ook mensen met een beroep aan huis of die een uitkering genieten, zoals AOW. Hier in het dorp is nog maar een handjevol boeren met een toekomstgericht bedrijf.”
Minister Carola Schouten pleit voor kringlooplandbouw. Hoe denkt u daar over?
„Ik vind het knap hoe zij een steen in de vijver heeft gegooid. Daardoor is de discussie op gang gekomen over hoe we verder moeten met onze landbouw. Maar ze heeft niet ingevuld hoe groot die kringloop moet zijn. Ik heb in een column geschreven: zolang je het eten niet naar de maan schiet, past het nog binnen haar notitie. Ik denk dat we ons toch vooral moeten richten op die cirkel van 300 tot 500 kilometer rond Nederland. Daar zetten we nu ook het leeuwendeel van onze productie af. En dat we ons wat minder focussen op de Chinese markt of op de inkoop van veevoergrondstoffen uit Latijns Amerika.
Als econoom kan ik niet zoveel met kringlooplandbouw. Grootschalig produceren levert allerlei voordelen op, qua kosten maar ook op het gebied van milieu. Of het nu gaat om staal of landbouw, de natuurlijke tendens is grootschalig produceren want dat is efficiënt. Dat zullen we dus blijven doen.
Daar past niet een kringloop bij die zich beperkt tot de omgeving van een dorp of zo. Wel voor sommige producten. Ik koop mijn vlees ook bij de vleesveehouder hiernaast. En groenten haal ik uit mijn eigen tuin. Maar ik vind het ook wel eens spannend om in een restaurant producten te eten die van de andere kant van de wereld komen. En dat geldt natuurlijk voor veel mensen.”
Dirk Strijker
Derk Strijker –roepnaam Dirk– werd op 19 maart 1953 geboren in Noordscheschut, een dorpje onder de rook van Hoogeveen. Hij studeerde economie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Na zijn studie werkte hij als landbouw-econoom bij het Instituut voor Economisch Onderzoek in Groningen en het Landbouw-Economisch Instituut in Den Haag. Vanaf 1988 was hij als universitair docent landbouweconomie en later economische geografie verbonden aan de RuG. In 2000 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over regionale verschillen in de Europese landbouw. Van 2005 tot zijn emeritaat in juli 2019 bekleedde Strijker in Groningen aan de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen de Mansholt-leerstoel voor plattelandsontwikkeling. Onder boeren is hij ook bekend als columnist van vakblad Boerderij.
Dirk Strijker woont in het Drentse Eexterzandvoort. Hij is getrouwd met Jannie Schonewille. Het echtpaar heeft een zoon en een dochter.