RMU-plan: cao niet langer automatisch voor iedereen
In sectoren waar heel weinig werknemers lid zijn van een vakorganisatie, moeten cao’s niet langer automatisch voor iedereen gelden. Dat vindt vakorganisatie RMU.
De RMU wil het systeem van algemeen verbindend verklaren van cao’s tegen het licht houden. Zij suggereert dat „een minimum aantal werknemers” lid zou moeten zijn van de vakorganisaties die aan de cao-onderhandelingen in een bedrijfstak meedoen. Voor werkgevers geldt al zo’n eis: de meerderheid moet aangesloten zijn bij de werkgeversvertegenwoordiging aan de cao-tafel, anders kan een cao niet voor een hele sector van kracht worden.
Het RMU-plan staat in de nota arbeidsvoorwaardenbeleid 2020, die donderdagmiddag wordt aangeboden aan staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken. Aanpassing van de regels zou mensen moeten stimuleren om lid te worden van een vakbond. De RMU maakt zich er zorgen over dat steeds minder werknemers voor zo’n lidmaatschap kiezen. „Terecht vragen werkgevers zich af of vakorganisaties nog wel representatief zijn. Zij spreken voor alle werknemers, maar in werkelijkheid is nog geen 20 procent lid.”
Jan Schreuders, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid, noemt nog een tweede reden voor het RMU-pleidooi: „Zo’n ondergrens kan het duwtje zijn om ook een kleinere organisatie als de RMU aan meer cao-tafels uit te nodigen.” Op dit moment onderhandelt de RMU op sectorniveau alleen mee in de branches groothandel groente en fruit, retail en non-food en eierhandel.
Een ander voorstel in de nota is de invoering van een zogeheten leerrechtensysteem waarbij elke burger het recht krijgt om tijdens zijn loopbaan scholing te volgen. De overheid zou daartoe aan iedereen, ook aan mensen met een flexibel contract en zzp’ers, een bepaald bedrag beschikbaar moeten stellen.
Hoe hoog dat bedrag precies is, laat de RMU in het midden. „Wij denken aan een bedrag dat gerelateerd is aan de kosten van een universitaire opleiding. De kosten van al genoten scholing worden van dat potje afgetrokken. Daardoor houden mensen die lager opgeleid zijn, meer geld over voor aanvullende scholing dan hoger opgeleiden.”
Dat vindt de RMU belangrijk, omdat juist beroepen voor lager en middelbaar opgeleide werknemers door robotisering en digitalisering veranderen. Willen zij werk houden, dan moeten ze bijblijven in hun vakgebied of de overstap kunnen maken naar beroepen waar meer vraag naar is.
De RMU gaat de cao-onderhandelingen van 2020 in met een zogeheten loonwens van 3,5 procent. Dit jaar was dat 3,7 procent. Ter vergelijking: de grootste vakbond van Nederland, FNV, handhaaft een looneis van 5 procent.
Schreuders: „Onze loonwens was tot nu toe een optelsom van de verwachting stijging van de arbeidsproductiviteit en de geraamde inflatie. In 2019 was dat 3,7 procent, maar in 2020 zou dat dalen naar 2,1 procent. Dat vinden we te weinig, want de loonontwikkeling is de laatste jaren behoorlijk achtergebleven bij de groei van de economie. Daarom zetten we steviger in, op 3,5 procent.”