Terroristisch oogmerk niet nodig bij dreiging
De Hoge Raad vindt dat iemand kan worden veroordeeld voor bedreiging met een terroristisch misdrijf, ook als de bedreiger zelf daarbij geen terroristisch oogmerk had. Voldoende is dat een verdachte heeft gedreigd met een misdrijf dat als terroristisch kan worden aangemerkt.
Dat blijkt uit een cassatiezaak van een man uit Limburg die in november 2015 - drie dagen na de aanslagen op onder meer de concertzaal Bataclan in Parijs - via het alarmnummer 112 bedreigingen had geuit.
Hij deed dat samen met een andere Limburger vanuit een schuurtje langs de A2 vlakbij Roosteren. Er werden dingen gezegd als „U spreekt met de islam IS”, „de wereld vergaat” en „overal staat alles klaar alles is voorbereid”. Kort daarvoor of daarna werd vuurwerk afgestoken bij het schuurtje. De zaak werd bekend als ‘dombo en de kikker’ omdat het tweetal destijds werd aangehouden in een olifanten- en een kikkerpak.
De man was in cassatie gegaan, omdat hij het er niet mee eens was dat bij de bedreiging sprake was van een terroristisch oogmerk. Maar de hoogste rechter vond de klacht ongegrond en hield de straf overeind.
De verdachte kreeg 160 uur taakstraf opgelegd, maar die wordt verlaagd naar 152 uur.