Promotie Wim S. Ros: zoektocht naar ontwerp 15e-eeuwse orgels
Toen Wim S. Ros eind jaren 60 in de Utrechtse Nicolaïkerk orgelles kreeg, raakte hij al geboeid door het orgel uit de 15e eeuw dat ooit in die kerk hing en waarvan de orgelkast bewaard gebleven is. Nu, decennia later, komt hij met een vuistdik proefschrift over de architectuur en het ontwerp van het middeleeuwse orgel in Europa. Woensdagmiddag 4 december verdedigt Ros zijn studie ”Fundamentum Organisandi” aan de Universiteit van Amsterdam.
Ros (1951), die in Maartensdijk woont, is in het dagelijks leven interieurarchitect en meubelontwerper. Zo nu en dan maakt hij vanuit zijn professie een uitstapje naar de orgelwereld. Zo ontwierp hij het orgel dat Van Vulpen in 2009 voor de gereformeerde gemeente van Gouda bouwde.
Ros’ zoektocht naar de architectuur en het ontwerp van middeleeuwse orgels kwam in een stroomversnelling toen hij in het Groningse Krewerd ging meten. „Sinds jaar en dag kwam ik daar om er te spelen. Heel intrigerend: zo’n klein middeleeuws kerkje met zo’n groot orgel uit 1531. De hele situatie daar is uniek; het maakte altijd diepe indruk op me. Op enig moment ben ik gaan meten, om erachter te komen hoe de verhoudingen zijn: welke afmetingen heeft de kerk, en welk verband is er met het ontwerp van het orgel?” Hij deed een ontdekking. De architectuur van de kerk is bepalend geweest voor het ontwerp van het orgel, dat destijds werd gebouwd op het middeleeuwse doksaal dat het koor van de kerk scheidt. „De orgelkast werd opgevat als een verkleinde vorm van architectuur en werd volgens dezelfde principes ontworpen. Het bleef een zelfstandig element dat in zekere zin aan de ruimte werd toegevoegd, maar dat daarmee wel in een nadrukkelijk proportionele relatie stond.” Ros spreekt in dit verband van ”adjunctie”. „Voor andere inrichtingselementen, zoals het sacramentshuis of de koorbanken, gold overigens hetzelfde.” Ook liturgische voorwerpen op kleine schaal, zoals monstransen, werden naar dezelfde principes ontworpen. „Er was dus sprake van architectonische verschaling, van heel groot naar heel klein.” Ros benoemt dit als macro-, meso- en microarchitectuur.
Met wat hij in Krewerd ontdekte onderzocht Ros vervolgens hoe elders in Europa in de 15e eeuw het orgelontwerp gestalte kreeg. Wat bleek? De ontwerpmethodiek van Krewerd werd in heel Europa toegepast. Naast vier uitvoerige casussen –de orgels in het Zwitserse Sion, het Franse Carpentras, de Nicolaïkerk in Utrecht en Krewerd– biedt Ros in zijn dissertatie een bestandscatalogus –bijna 400 pagina’s– waarin hij een zo compleet mogelijk overzicht geeft van bewaard gebleven orgels, orgelluiken, ontwerptekeningen et cetera uit de periode tot 1530. „Dat was een enorme klus, ja. Er was geen bestandsoverzicht. Daarom wilde ik alles op een rijtje zetten. Een groot deel van de plaatsen heb ik bezocht. Dat heeft zo’n tien jaar in beslag genomen.”
Of de ontwerper zich verwant voelt met zijn collega’s van ruim vijf eeuwen geleden? „Natuurlijk is zo’n onderzoek van invloed op hoe je denkt over wat een goed orgelontwerp is. Je scherpt je eigen oordeel aan. Maar met verheerlijking van het verleden heb ik niks. Een orgelontwerp in zogenaamde oude stijl? Valse romantiek. Je ziet gewoon namaak staan.”
Meer informatie: www.uva.nl