Akkoord in EU over ontwikkelingshulp
De EU-landen hebben overeenstemming bereikt over een verhoging van de nationale budgetten voor ontwikkelingssamenwerking. In 2006 willen zij op dit terrein gemiddeld 0,39 procent van het bruto binnenlands product (bbp) uitgeven.
De Unie zal dit standpunt volgende week inbrengen op een VN-conferentie in het Mexicaanse Monterrey. Zij blijft met haar streefdoel overigens nog steeds onder het niveau van 0,7 procent dat enkele decennia geleden al door de Verenigde Naties als richtsnoer is vastgelegd. Eurocommissaris Nielson zei donderdag dat het akkoord „een sterke basis voor leiderschap” verschaft bij de komende besprekingen.
Volgens de nieuwe afspraken moeten de lidstaten die nu onder het beoogde percentage zitten hun begroting op het betrokken beleidsgebied bijstellen tot in ieder geval 0,33 procent. De landen die reeds meer dan 0,39 procent bijdragen, zullen dat blijven doen of hun financiële inspanningen verder vergroten.
Duitsland besteedt tot dusver slechts 0,27 procent van het bbp aan hulp voor de derde wereld. De regering van bondskanselier Schröder heeft zich lange tijd verzet tegen duurdere verplichtingen op dit vlak. Zij wijst erop dat de begrotingssituatie, met een tekort dat de in het kader van het stabiliteitspact maximaal toegestane 3 procent nadert, eigenlijk geen uitbreiding van het budget toelaat.
Italië en Griekenland trekken met respectievelijk 0,13 en 0,20 procent nog minder uit. De beste prestaties leveren Denemarken (1,06 procent), Nederland (0,82 procent), Zweden (0,80 procent) en Luxemburg (0,7 procent). Boven op de nationale middelen wordt er door de EU vanuit de gemeenschappelijke kas 4,8 miljard euro ingezet voor hulpprogramma’s. Mondiaal gezien is het blok van de vijftien partners daarmee de belangrijkste donateur.