Gered van de Simon Bolivar
Toen de Simon Bolivar verging, vergingen ook de toekomstplannen van het echtpaar Groot. Ze zouden voor het Leger des Heils op Curaçao gaan werken. In plaats daarvan brachten ze de oorlogsjaren in Nederland door.
Als ds. C. A. E. Groot voorgaat naar zijn studeerkamer, wijst hij bovenaan de trap op een groot schilderij: „De Simon Bolivar.” De evangelische emeritus predikant uit Barneveld heeft ook het plakboek dat zijn vader over de scheepsramp maakte, zorgvuldig bewaard.
Ds. Groot is in 1944 in Nijverdal geboren. In Nederland. Het leven van zijn ouders was anders verlopen dan ze dachten. Zeven jaar lang zouden ze in Willemstad een jongenshuis gaan leiden. Het schip dat hen –een week na hun trouwdag– naar de Nederlandse Antillen zou brengen, ging voor de Engelse kust ten onder. „Mijn ouders waren al hun bezittingen kwijt, maar brachten het er levend vanaf. Ze zagen de ramp als een teken dat het niet Gods bedoeling was dat ze naar Curaçao zouden gaan.”
Zeemijnen
Het koopvaardijschip van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM) was in de nacht van 17 op 18 november 1939 uit de Amsterdamse havens vertrokken. Vlak bij Harwich had een explosie plaats in de laadruimte aan stuurboord. Tien minuten later klonk opnieuw een daverende knal, nu aan bakboordzijde. Twee Duitse mijnen moeten de oorzaak zijn geweest: magnetische mijnen die op de zeebodem lagen, maar omhoog kwamen zodra een schip voorbijvoer.
Daags tevoren was nog vastgesteld dat de route die de Bolivar volgde, mijnenvrij was. In het nachtelijk duister brachten Duitse jagers echter nieuwe projectielen aan. Dodelijke projectielen.
De Simon Bolivar werd opgetild en scheurde open. Stookolie stroomde de zee in. Omdat het schip naar links overhelde, konden slechts drie van de acht reddingsboten worden gebruikt.
De Bolivar zonk snel. Van de 397 opvarenden kwamen er 80 om: 59 passagiers en 21 bemanningsleden. De anderen vluchtten in reddingsboten of werden door Engelse schepen gered.
Gered
Het echtpaar Groot overleefde de ramp. „Ze zaten in de muzieksalon te lezen toen de ontploffingen klonken. Er was geen sloepenrol gehouden, dus veel passagiers wisten niet wat ze moesten doen. Mijn vader was heel secuur; hij wist bij welke reddingsboot hij moest zijn.”
Daarmee was het gevaar niet geweken: „De boot was beschadigd en stond half vol water. Vader hielp uit alle macht met roeien om aan de zuiging van het zinkende schip te ontkomen, terwijl anderen water uit de boot hoosden. Ze haalden het, met grote moeite. Een Engels schip pikte hen op. In Harwich stonden ambulances en andere auto’s klaar om de gewonden naar het ziekenhuis te brengen.”
Op de kade speelden zich hartverscheurende taferelen af. „Sommige mensen kwamen er na urenlange onzekerheid achter dat hun familieleden waren omgekomen. Mijn ouders werden naar een hotel in Londen gebracht. Daar waren ze nog maar net toen ze vanwege luchtalarm de schuilkelder in moesten.”
Terug naar Nederland
Een week later bracht stoomschip Oranje-Nassau de overlevenden terug naar Nederland. „Velen in gekregen kleren. Mijn ouders in hun officiersuniform van het Leger des Heils, want dat bleek onbeschadigd te zijn. Iedereen had een zwemvest om en bleef aan dek, op alles voorbereid. Bij aankomst in Vlissingen loeiden de hoorns en sirenes van de schepen die daar in de haven lagen.”
De ramp werd wereldnieuws: Nederland was neutraal, maar nu waren er Nederlandse burgers door Duitse oorlogsdaden omgekomen. „Omdat mijn ouders op de eerste lijst van geredde personen ontbraken, heeft hun familie lang in onzekerheid gezeten. Later vertelde mijn vader tijdens bijeenkomsten van het Leger des Heils wat hen was overkomen. Hij greep de gelegenheid aan om te evangeliseren en op het reddingswerk van de Heere Jezus te wijzen.”
Grote spanning
Van 1 september 1939 tot 9 mei 1940 zijn 32 Nederlandse koopvaardij- en vissersschepen vergaan. Ze liepen op een zeemijn, werden door een Duitse onderzeeër getorpedeerd, door Duitse vliegtuigen met bommen en mitrailleurvuur bestookt of kwamen onder vuur te liggen van Duits of Brits scheepsgeschut. Daarbij kwamen 260 mensen om.
Voor de overlevenden was het een traumatische gebeurtenis. „Mijn ouders spraken er zelden over.” Het plakboek van vader Groot bevat naast knipsels en documenten ook veel brieven. „Waarde Kapiteins! Wij kunnen niet nalaten u beiden heel hartlijk geluk te wenschen met uw redding. Wat zijn wij allen in groote spanning geweest omtrent uw lot in dit tragisch gebeuren.”
Aangespoeld
De Simon Bolivar ligt nog altijd op de bodem van de Noordzee. „In het museum van Egmond zagen we een bank en een lampje van de Bolivar die op de Nederlandse kust zijn aangespoeld.”
Sinds 1993 publiceert ds. Groot over de geschiedenis van Monnickendam, het Noord-Hollandse dorp waar een deel van zijn voorgeslacht leefde. „Ik schreef over een jongen uit Monnickendam die jongste bediende in de machinekamer van de Simon Bolivar was. Later kwam ik erachter dat hij bij mijn ouders in de reddingsboot heeft gezeten.”