Vroege Kerk verloochende de Verlosser niet
Christus belijden als Zoon van God heeft grote gevolgen, aldus prof. dr. Marten van Willigen. „Het getuigenis van de belijders leidt tot haat, maar zij worden aan-gespoord om te volharden.”
De bijzonder hoogleraar Bijbeluitleg van de Vroege Kerk aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) sprak donderdagavond in de Westerkerk te Goes over ”Christus belijden als Zoon van God en als Verlosser in de eerste eeuw”. De bijeenkomst vond plaats in het kader van de jaarlijkse Johannes Thielenlezing, de man die tien jaar geleden de Westerkerk kocht en deze zodoende bewaarde voor de sloop.
Het belijden van Christus als de Zoon van God en als Verlosser noemde prof. Van Willigen cruciaal. „Christenen in de Vroege Kerk konden hun Verlosser niet verloochenen.” Als eerste bloedgetuige noemde hij Stefanus. In de Santo Stefano in Rome is op fresco’s op een indrukwekkende cyclus weergegeven hoe vervolgde christenen ten tijde van het Romeinse Rijk zijn gedood.
Prof. Van Willigen noemde ook Polycarpus, bisschop van Smyrna, als kroongetuige. „Hoewel niet overal duidelijk was wat het christendom precies inhield, was het wel zeker dat Christus toen centraal stond. Toch waren er vragen over de drie-eenheid, Christus’ terugkomst en of God de Vader ook de Schepper was van deze wereld.”
Polycarpus beleed Christus als eniggeboren Zoon van God en God de Vader als de Schepper van hemel en aarde, aldus prof. Van Willigen. Op het moment dat aan Polycarpus gevraagd werd om te kiezen om Christus wel of niet te belijden, zei hij wie zijn Meester was: „Ik heb Hem 86 jaar gediend. Hoe zou ik Hem dan nu kunnen verloochenen?”
In een tweede lezing stond prof. dr. H. van den Belt stil bij de vraag ”Wat was de kern van belijden en getuigen in de Reformatie?” Het geheim van de Reformatie was volgens de hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) de eenheid met Christus en als gevolg daarvan de gemeenschap met Christus. „Het tweede is de vrucht van het eerste”, aldus prof. Van den Belt. Het belijden en getuigen van Hem, dat door de Heilige Geest gewerkt wordt, verbindt aan het ambt van Christus als Gezalfde.
Volgens de hoogleraar is het in de vierde eeuw Eusebius van Caesarea geweest die als eerste de naam van Christus verbindt met verwijzing naar de drie ambten van Hem in het Oude Testament: Profeet, Priester en Koning. Chrysostomos sprak over de drievoudige waardigheden van Christus.
„Wat we in de Reformatie waarnemen, stamt dus uit de Vroege Kerk”, aldus prof. Van den Belt. „Calvijn zet in de eerste uitgave van de Institutie het profetisch ambt van Christus voorop, maar in de tweede editie spreekt hij van het drievoudig ambt van Christus. Maar Hij is, volgens Calvijn, voor ons als Zijn leerlingen, de grote Profeet. Hij profeteert door ons, doet de Heilige Geest door ons spreken en maakt ons profeten en belijders van Christus.”
De gedachte dat er een verband bestaat tussen de ambten van Christus en het leven van een christen gaat volgens de hoogleraar terug op de Schrift. Prof. Van den Belt: „Door Zijn onderwijs heeft Christus de zaligheid verkondigd als Profeet, door Zijn dood heeft hij die verworven als Priester en door Zijn Geest past Hij de zaligheid toe als Koning.”