Verdwalen in de Europese doolhof
Spontaan een bezoekje brengen één van de Europese instellingen? Geen denken aan. Een heuse bureaucratische rompslomp gaat eraan vooraf. De Europese Unie maakt van zichzelf een doolhof.
„Nee, jullie zitten verkeerd. Dit is het WIE-gebouw, niet het WIB”, zegt een Europees Parlementsmedewerker tegen zijn collega die mij de weg wijst. Het inschakelen van de hulp van de persdienst was misschien toch niet zo’n goed idee. Zelfs mensen die dagelijks in het Europees Parlement (EP) te vinden zijn, hebben moeite om mij bij het juiste kamertje af te leveren.
Kwalijk neem ik het ze zeker niet. Ik ben allang blij dat ik eerder die dag überhaupt het EP binnenkwam. De avond ervoor belandde er opeens een e-mailtje in mijn mailbox: accreditatie niet goedgekeurd. Wat bleek? De Europese regelgeving was kort daarvoor aangepast, waardoor ik –in tegenstelling tot eerdere keren– opeens een brief van de hoofdredacteur nodig had.
Het verdwalen in de gigantische gebouwen en de problemen met de accreditatie of andere administratieve kwesties in één van de Europese instellingen, wennen echter vanzelf. Dat moet ook wel, want de oneindige procedures en wandelgangen horen nu eenmaal bij de Brusselse bubbel.
Ook sommige nieuwe Europarlementariërs lopen tegen dezelfde moeilijkheden aan. Zo zei de Britse EU-parlementariër Magid Magid net na zijn aantreden in juli dat hij „in een doolhof van bureaucratie, onnodige technische details en politieke prestaties is gestapt.” En, vervolgde hij, „EP-leden leven in een bubbel.”
Het vinden van de ingang tot die Brusselse club is alleen praktisch al vrij lastig. Er zijn tientallen entrees, waarvan maar enkelen toegang geven aan niet-medewerkers. Om vervolgens de processen ín de bubbel te begrijpen, is een volgende uitdaging.
Zelfs voor lobbyisten in de EU blijkt dat soms nog lastig. Een Nederlandse Europarlementariër vertelde tijdens een bijeenkomst deze week hoe dat fout kan gaan. „Dan krijg ik bijvoorbeeld de vraag van één van hen om tegen een amendement te stemmen, terwijl ik altijd al aangaf om tegen te stemmen.” Lachend voegde een ander EP-lid toe: „Of ze vragen mij om tégen een amendement te stemmen dat ik zélf heb ingediend.”
Terwijl zij lachen om de ‘domheid’ van lobbyisten, vraag ik me af in hoeverre zij begrijpen dat zij, en het werk dat ze doen, voor bijna alle Nederlanders onbereikbaar is. Dat ligt zeker niet alleen aan hun inspanningen, maar ook aan de beperkingen van de bubbel waarin zij werken. Het is daarom niet vreemd dat voor de EU geldt: onbekend maakt onbemind.
Het is echter niet helemaal terecht om de EU af te doen als een bureaucratische en onbereikbare doolhof. Er komen wel effectieve wetten en regels uit de EU rollen. Neem alleen al het feit dat er binnen de EU geen extra roamingtarieven meer in rekening worden gebracht.
Toch is het een hele opgave op met de nu nog 28 verschillende landen een unie te vormen. Een bepaalde vorm van bureaucratie is dan ook niet te voorkomen in zo’n organisatie. Maar vreemd opkijken van bijvoorbeeld lage opkomstpercentages tijdens de EU-parlementsverkiezingen, is niet nodig. De EU, hoe effectief dan ook, blijft voor vele Europeanen een doolhof om in te verdwalen.