Tot 20 jaar geëist voor moordpoging spyshop
De 55-jarige Marcel S. moet, als het aan het Openbaar Ministerie ligt, 20 jaar de gevangenis in wegens de moordpoging op een medewerker van een Amsterdamse spyshop op 28 augustus 2018. Volgens het OM probeerde S. eerst met een AK47 te schieten, maar toen dit niet lukte zou hij het slachtoffer met het wapen meermalen hard op het hoofd hebben geslagen. Tegen de 21-jarige Quinzinho N., die volgens het OM de vluchtauto bestuurde, eiste de officier van justitie vijftien jaar.
De politie kwam via een Burgernet-melding de vluchtauto op het spoor. S. werd een dag na de aanslag aangehouden, N. in januari. Het motief is nog steeds onbekend. Beide verdachten, die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben, beroepen zich op hun zwijgrecht. De aanklager vond dit „zeer teleurstellend”. Ook de rechtbankvoorzitter merkte op dit „jammer” te vinden: „We tasten in het duister”. Hij benadrukte dat er geen enkele aanwijzing is dat het slachtoffer iets met een crimineel milieu te maken heeft. Het slachtoffer, dat zwaargewond raakte, kan zich niets herinneren.
De heftige beelden van de aanslag die een camera bij de spyshop vastlegde, werden vrijdag tijdens de zitting bij de rechtbank in Amsterdam getoond. Alleen N. keek af en toe naar het scherm, S. keek voor zich uit. De vader van het slachtoffer liep tijdens het vertonen van de beelden even de zaal uit. Het slachtoffer zelf had aangegeven fysiek en mentaal niet in staat te zijn naar de rechtbank te komen. Zijn advocaat vertelde dat hij soms zegt te wensen dat het wapen wel was afgegaan. Zij vroeg een hoge schadevergoeding, waaronder 50.000 euro immateriële schade.
De advocaat van S. was het niet met de aanklager eens dat op de camerabeelden duidelijk te zien is dat „de onbekende man” probeerde te schieten. Volgens hem kon daaruit slechts worden afgeleid dat met het wapen werd gedreigd. Na het pleidooi van zijn advocaat werd S. op eigen verzoek, voor het einde van de zitting, alvast terug naar het huis van bewaring gebracht. De advocaat van N. noemde het bewijs van het OM tegen zijn cliënt onzeker: „Een optelsom van zwakke bewijsmiddelen maakt niet dat opeens sprake is van een sterke zaak.”
De rechtbank doet 14 november uitspraak.