Hemel van genade
Psalm 117:2a
„Want Zijn goedertierenheid is geweldig over ons.”
Daar is een rijk van de genade, dat meer macht heeft in ons en over ons dan alle toorn, zonde en boosheid. Dit woord is nimmer door werkheiligen begrepen. Willen ze immers met werken een voorsprong krijgen en aldus de genade deelachtig worden, dan is het uitgesloten dat ze zouden weten wat eigenlijk het genaderijk, het hemelrijk, of het rijk van Christus is. Integendeel, in hun hart moeten zij ervan overtuigd zijn –zo was ik eerder ook!– dat zij, wanneer zij het goede doen, ook de genade bezitten, en dat wanneer zij zondigen of struikelen of vervuld zijn van zondebesef, dan ook de genade van hen is afgevallen en voor hen verloren is gegaan en dat zij deze opnieuw moeten zoeken en vinden door hun werken. Anders kunnen zij het zich niet denken. Maar dat zou dan niet betekenen een rijk van genade, dat heerst over de werken, maar omgekeerd een rijk van werken, dat heerst over de genade. „Heersen” of „geweldig over ons” beduidt hier evenwel: staan boven, de overhand hebben of geweldig zijn. Met andere woorden: u moet het rijk van genade eenvoudig zo verstaan dat God door het Evangelie een nieuwe hemel wijd over ons heen heeft doen koepelen, een hemel van genade, waarin wij geloven en die veel en veel groter is en schoner dan de zichtbare hemel en die bovendien eeuwig en onvergankelijk is.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg (”Uitleg Psalm 117”, 1518)