K. H. Miskotte, een gekwelde Godzoeker
Een spraakmakend maar ook innerlijk gespleten theoloog. K. H. Miskotte (1894-1976) liet zich inspireren door kerkvaders, kunstenaars, musici, dichters en schrijvers. Een gekwelde Godzoeker, die leed aan het nihilisme van zijn tijd, én aan zichzelf.
Kornelis Heiko Miskotte werd op 23 september 1894 –125 jaar geleden– geboren. Hij groeide op in een orthodox-protestants boerengezin in het brinkdorp Den Ham (bij Ommen). Zijn moeder was gestempeld door de bevindelijke gloed van Kohlbrugge, vader was geïmponeerd door Kuyper.
Heiko (zo was zijn roepnaam) onderscheidde zich in zijn middelbareschooltijd door een enorme belezenheid. Hij had daarom tijdens zijn theologische studie in Leiden een grote intellectuele voorsprong op zijn medestudenten. Hij werkte hard maar gaf geen prioriteit aan zijn tentamens. Hij las alles wat los en vast zat, van Augustinus tot Buber, maar het liefst liet hij zich inspireren door dichters en literatoren.
Predikant
Miskotte werd in 1921 predikant in Kortgene, al had hij weinig zin om dominee te worden. Hij stond in zijn jonge jaren bekend als een ”rooie dominee”. Hij was als arbeidersjongen afkerig van maatschappelijke ongelijkheid en sympathiseerde met de arbeidersbeweging. Op zijn gemeente maakte de nieuwbakken predikant een buitenissige indruk met zijn vaak hooggegrepen preken.
Hij verdiepte zich in de ”oude schrijvers”, die voor hem een noodzakelijk tegenwicht waren tegen de wereldse literatuur die hij verslond. De hang naar bevinding is hij nooit kwijtgeraakt, al kritiseerde hij ook de donkere en ‘tobberige’ kanten ervan bij de Zeeuwse bevindelijken.
In zijn periode in Meppel (1925-1930) was het werk van Kohlbrugge –zijn radicale zonde- en genadeleer– hem dierbaar en wilde hij daar zelfs op promoveren. Het kwam er niet van. Kohlbrugges opvattingen vormden wel de aanleiding tot Miskottes dissertatie ”Het wezen der joodse religie” (1932), met name diens uitspraak: „Als ge de Thora begrijpt, begrijpt ge de hele Bijbel.” Zijn liefde voor Kohlbrugge deed geen afbreuk aan die voor de ethische Gunning en zijn mening dat het geloof zedelijk en niet intellectualistisch van aard is, dat alle theologie christocentrisch moet zijn, met kruis en opstanding in het middelpunt.
Amsterdam
Miskotte werd predikant in Haarlem (1930-1938), maar bloeide pas op in Amsterdam, waar hij van 1938 tot 1945 predikant werd. Niet alleen om daar zijn belangstelling voor kunst en cultuur te kunnen bevredigen, maar ook om daar de confrontatie aan te gaan met de moderne tijdgeest. En dat was in de eerste plaats het nazisme, dat hij ideologisch ontmaskerde in zijn boek ”Edda en Thora” (1939), dat vrijwel onmiddellijk na de inval van de Duitsers verboden werd.
Tegenover het nazisme stelde Miskotte het Oude Testament en zijn „anti-heidens, anti-religieus getuigenis.” De God van Israël is onvergelijkbaar met welke andere god dan ook. Hij riep terug naar het ”Bijbels abc”. Zijn boek onder deze titel verscheen in 1941, midden in de oorlog, door J. J. Buskes beschouwd als „een van de rijkste boeken van Miskotte.” Een compact maar moeilijk leesbaar boek, dat opriep om terug te keren tot de Naam, zoals Miskotte God aanduidt, de ene Naam midden in een wereld vol goden, afgoden en (bij)geloof.
Miskotte was de hele oorlog betrokken bij illegale activiteiten en gaf geestelijk leiding aan de Lunterse kring, die het antinaziverzet onder protestanten coördineerde. Miskotte vond dat de leiding van de Hervormde Kerk te slap reageerde op de Jodenvervolging. Volgens Miskotte had de bezettingsmacht het voornemen om „in alle ernst en letterlijk” Israël uit te moorden. Wie zich tegen de Joden keerde, kantte zich tegen de God van Israël en dus tegen Jezus Christus, zo fulmineerde Miskotte.
Miskotte kwam pas tot eigenlijke bloei toen hij in Amsterdam vrijgesteld werd om aparte zondagsdiensten voor buitenkerkelijken, vooral jongere mensen die van de kerk vervreemd waren, te gaan leiden. De diensten waren een uitermate groot succes. Ook in zijn Leidse tijd –toen hij in 1945 hoogleraar werd– ging hij daarmee door. Zijn diensten begonnen om halftwaalf en er waren predikanten die hun eigen tienuursdienst tijdig lieten eindigen om erbij te kunnen zijn.
Miskotte was een van de weinige theologen in zijn tijd die de profetie van Nietzsche over ”de dood van God” intens doorleefden. Miskotte nam van zijn grote voorbeeld Karl Barth het onderscheid over tussen geloof en religie. Onder zijn invloed rijpte het inzicht dat er drie soorten menstypen zijn, drie soorten houdingen ten opzichte van de openbaring: de heiden, de Jood en de christen. De heiden is de religieuze mens die het bestaande vergoddelijkt; de Jood staat voor de ethicus, de wetticist; en de christen voor degene die van genade leeft. Natuurverering (heidendom) en zelfvoldane vroomheid (jodendom) zijn de gestalten waarin de „zelfkanten” van het christendom gekleed zijn.
In zijn boek ”Als de goden zwijgen” (1956) presenteert Miskotte de ”vierde mens”, die dominant is geworden in de hedendaagse, westerse cultuur. Het is de mens die nergens meer in gelooft. Maar ook in de ”vierde mens” sterft de religie niet en daarom verkondigt Miskotte hem –te midden van alle nihilisme en Godsverduistering– het Woord van Jahweh van het Oude Testament.
Meer dan wetenschapper
Miskotte schreef tal van fundamentele boeken, waaronder de zojuist genoemde. Volgens zijn biograaf Herman Liagre Böhl had hij in het algemeen geen ambities om zuiver wetenschappelijke studies te schrijven. Daarvoor was hij te kunstzinnig, te barok en te literair. Zijn werken hadden meer het karakter van een pamflet tegen de tijdgeest.
Miskotte paste ook niet in het hooghartige universitaire milieu in Leiden. Hij voelde zich onder de hooggeleerden buitengesloten. Hij zei dit al in zijn toespraak tot de studenten bij zijn intrede, dat het hem niet mogelijk was het professoraat op zichzelf als een „promotie” te zien. „Prediker, liturg, pastor te zijn, het komt mij voor, dat een heerlijker werk aan een mensenkind niet kan worden toevertrouwd.”
Miskotte excelleerde vooral als (mede)schrijver van herderlijke brieven in de Nederlandse Hervormde Kerk. De kerk had een revival meegemaakt tijdens de oorlog en de interne richtingenstrijd werd overwonnen door een hernieuwd roepingsbesef voor de Nederlandse samenleving. De hervormde synode kwam op 31 oktober 1945 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam bijeen – volgens Miskotte voor het eerst sinds drie eeuwen. Miskotte leidde deze avond de gebedsdienst. Het beviel hem dat zijn kerk zich omvormde tot een democratische gemeenschap (invoering van een presbyteriale bestuursinrichting) en dat zij politiek engagement vertoonde.
Maar hij verheugde zich vooral in zijn voorzitterschap van het project van de nieuwe psalmberijming. Zijn taal- en stijlgevoel, zijn literaire belezenheid en zijn kennis van het oudtestamentische idioom kwamen hem uitmuntend van pas. Hij beschouwde zichzelf als een „hymnische theoloog” en voelde zich in de commissie als een vis in het water. Uiteindelijk resulteerde dit in het Liedboek voor de kerken van 1973. Hij merkte weleens op dat hij zich in zijn leven op twee plekken het meest heeft thuis gevoeld: als dominee in Amsterdam-Zuid en in de kring van de psalmberijmers.
Tragisch
Immens was de catastrofe toen zijn vrouw Cor en zijn dochter Alma in oktober 1946 stierven als gevolg van een voedselvergiftiging, respectievelijk 49 en 21 jaar oud. Zijn vrouw had veel moeten meemaken doordat ze in voortdurende spanning onder de bezetter leefde in Amsterdam en in het algemeen leed onder Heiko’s excentrieke karakter, zijn innerlijke strijd en ongeloof. Miskotte zag de sterfgevallen als zijn eigen schuld. Over de dood van zijn vrouw: „Ze wordt aan jóu ontnomen! Want jij hebt de maat volgemaakt.”
Ondanks de toenemende verwijdering in hun huwelijksleven hebben zij veel van elkaar gehouden, zo stelt Liagre Böhl. Miskotte hervond troost in het geloof, juist ook in al zijn geestelijke worstelingen. Hij trouwde later opnieuw, met Jannie van Pienbroek, met wie hij een hechte huwelijksband kreeg, met blijvende steun en geestelijke rust, die voor de rest van zijn leven zou standhouden.
Miskotte is een tragisch figuur. Zijn leven was bizar: hij werkte dag en nacht, las en schreef, en dat ging maar door. Hij leed aan zijn sombere stemmingen, die niet alleen opborrelden uit zijn eigen wankelmoedig hart, maar ook doorsijpelden vanuit de geest van de tijd, de moderne cultuur. Hij ging op zijn 65e met vervroegd emeritaat, lichamelijk en psychisch op. Miskotte maakte een moeilijke levensavond in Voorst mee. Volgens zijn zoon Mans was hij aanhoudend aan het klagen: „Ik heb nooit wat betekend, nooit wat gepresteerd en ik geloof niet in God.” Zijn demon bleef hem achtervolgen. Miskotte stierf in Voorst op 31 augustus 1976, ruim 81 jaar oud.
Miskotte, een gekwelde Godzoeker
Miskotte heeft geworsteld met het vraagstuk van mystiek en bevinding. Hij was diep doordrongen van Gods genade die de werkelijkheid van het hart raakt, „het verborgenste van ons wezen, waar wij op de eeuwigheid betrokken zijn, hetzij in afkeer, hetzij in toekeer.” Zijn preken hadden dan ook een bevindelijke inslag. Maar het was een bevinding die wortelde in de realiteit van het dagelijks bestaan, de vaak rauwe werkelijkheid van lijden en zinloosheid.
Mystiek gaat bij Miskotte nogal eens gepaard met uitbundige natuurmystiek en inspiratie uit literatuur en muziek (Mahler). Mystiek is in zijn optiek niet gericht op inkeer in zichzelf, maar is geïnspireerd door de beweging van wat Miskotte vaak noemt de „messiaanse gemeente” die strijdt tegen de machten van het kwaad en verlangend uitziet naar de uiteindelijke herschepping van de wereld.
De verborgen omgang met God is bij Miskotte nooit een obsessie met zichzelf, het eigen zielenheil. Hij legt de nadruk op de genade die genoeg is. Kritisch is hij waar de mens zich concentreert op de innerlijke ervaringen. De bevinding is volgens Miskotte geen vóórgaande grond voor het geloof, maar een toegevoegde waarde aan een kennis die door het geloof is gestempeld en daardoor voortdurend gevoed wordt. „Het gelóóf, dát is mystiek.”
Miskotte is gegrepen door Karl Barth, die geloof stelde tegenover alle menselijke (eigenmachtige) religie, maar kent ook een bevindelijk plus, omdat hij de bevinding meer waardeerde dan de antipiëtistische Barth. Maar bevinding is nooit grond voor het heil, aldus Miskotte. Via zijn moeder kreeg Miskotte de invloed van Kohlbrugge mee. Hij waardeerde diens overtuiging dat „vroom en goddeloos op één hoop geharkt wordt.” Van hem heeft hij geleerd dat hij op Golgotha bekeerd is en nergens anders.
Toch kom je bij Miskotte zelden tegen dat er in een mensenleven beslissingen voor de eeuwigheid vallen. Dan wint de barthiaanse concentratie van verkiezing en verwerping in Christus het. Dr. G. van den Brink heeft eens ten aanzien van Miskotte opgemerkt dat een allesbeheersende „triomf der genade” een prediking en spiritualiteit in de hand werkt die zeer kwetsbaar zijn in de richting van de secularisatie, omdat de laatste ernst aan het menselijke leven gaat ontbreken.