Vrouwen in de top; goede zaak, maar niet verplichten
De kogel is door de kerk. VNO-NCW voorman Hans de Boer is om. Er moet een verplicht vrouwenquotum in de top van bedrijven komen. De Sociaal Economische Raad (SER) kan zijn voorstel uitvoeren.
Kort gezegd adviseert de SER dit: stel wettelijk verplicht dat in alle Raden van commissarissen (RvC’s) van beursgenoteerde bedrijven 30 procent van de commissarissen een vrouw is. Let wel: niet in het bestuur, maar in de RvC. En verder: verplicht de ongeveer 5000 grootste bedrijven in Nederland om voor zichzelf streefcijfers op te stellen voor hun RvC, bestuur en subtop. Halen ze hun cijfers niet, dan moeten ze dat uitleggen.
Een streefcijferbeleid had Nederland trouwens al. In de ogen van de SER werkte dat beleid kennelijk niet goed genoeg. Reden om nu voorstellen te doen die wat mij betreft echt te ver gaan. De overheid die, als het aan de SER ligt, direct gaat ingrijpen in de samenstelling van organen van privaatrechtelijke rechtspersonen. Met andere woorden: ingrijpen in onze burgerlijke organisaties. Want als een onderneming een man gaat benoemen op de plek waar (getalsmatig) een vrouw benoemd zou moeten worden, dan kan deze benoeming nietig worden verklaard.
Er is trouwens nog iets raars. Bij grote ondernemingen zaten we in het streefcijferbeleid al op zo’n 26 procent vrouwen in de RvC’s. Bijna 30% dus. Dit streefcijferbeleid strekte zich ook uit over de raden van bestuur (RvB) van ondernemingen. In de RvB’s, het moet gezegd worden, wordt dit cijfer bij lange na niet gehaald. Maar nu het SER-advies zich alleen richt op de RvC’s, schiet mogelijke wetgeving haar doel dan niet voorbij?
Ik ben helemaal niet tegen vrouwen in de top van organisaties. Daar gaat het me dus niet om. Het gaat me om de juiste persoon op de juiste plaats; ongeacht geslacht, achtergrond of wat dan ook.
Daar sta ik niet alleen in, geloof ik. Ik ben er daarom van overtuigd dat de druk om te komen tot een bepaalde samenstelling in de top van een onderneming –welke samenstelling dan ook– moet komen van de stakeholders van die onderneming en niet van de overheid.
Die betrokkenen –werknemers, aandeelhouders, ondernemingsraad– kunnen immers het beste inschatten wat goed is voor de onderneming. Daarom vind ik dat principe ”pas toe of leg uit” voor de eigen streefcijfers niet zo gek. Laat de stakeholders daarover maar een oordeel vellen.
En dan nog iets. Volgens de leden van de SER is het hen helemaal niet te doen over het vraagstuk mannen versus vrouwen in de top. Nee, volgens de raadslieden gaat het alleen maar om het creëren van diversiteit in de top van bedrijven.
Van die uitspraak val ik een beetje stil. De overheid die door wettelijk ingrijpen diversiteit gaat creëren? Welke vormen van diversiteit zijn er allemaal niet denkbaar? Een gedachtenoefening van twee minuten is voldoende voor mijn conclusie: je moet er toch niet aan denken dat de overheid ook op andere terreinen door middel van wettelijk ingrijpen diversiteit gaat creëren? Krijgen we dan een door de overheid gewenste diversiteit?
De auteur is coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij vakorganisatie RMU. Reageren? sociaal@refdag.nl