Hoe slechter de antenne, hoe enger de salafist
Wie geen moslim is, verdient de doodstraf en een christen prettige kerstdagen toewensen, is een grotere zonde dan moord. Het salafisme staat weer in de schijnwerpers, na onderzoek van NRC en Nieuwsuur, en de eerste reacties op uitspraken als deze waren niet mals: „Dit kan echt niet, het is minachting van onze leefwijze.”
Het salafisme is een stroming binnen de islam die de leefwijze van de eerste drie generaties moslims zo exact mogelijk na wil doen. Volgens onderzoek van NRC en Nieuwsuur leidt dat op salafistische weekendscholen week in, week uit tot boodschappen vol onverdraagzaamheid en haat. Zo leren kinderen op die scholen wat het salafisme inhoudt.
De beide nieuwsorganisaties baseren hun bevindingen op de lesmethodes en opnames van lessen die de weekendscholen zelf online zetten.
In politiek Nederland klonken van links tot rechts verontwaardigde reacties. Ook veel islamitische organisaties reageerden geschrokken en lieten weten dat dit niet de manier is waarop je de islam onderwijst. De Rotterdamse Essalammoskee stuurde woensdagavond naar aanleiding van het onderzoek imam Said Abarkan de laan uit, omdat hij had gezegd dat „Nederland niet ons land is.” Twee van de tien organisaties waarvan het lesmateriaal door NRC en Nieuwsuur werd onderzocht, spraken in hun reactie de beschuldigingen tegen. De As Soennahstichting uit Maastricht stelde in een uitgebreide schriftelijke reactie dat alleen ongelovigen die de islam actief bestrijden gedood moeten worden. De andere instellingen reageerden niet.
Goed dat NRC en Nieuwsuur het salafistisch onderwijs blootleggen, zegt arabist Jan Jaap de Ruiter. „De inhoud verrast mij echter niet, dit is al langere tijd bekend.” Islamoloog Joas Wagemakers beaamt dit, maar merkt aan de toonzetting van het onderzoek wel dat mensen vaak geen antenne voor religie meer hebben. „Je ziet dat veel Nederlanders niet goed kunnen omgaan met opvattingen die ver van hun eigen gedachtegoed afstaan en ze daarom als verwerpelijk zien. Wie de reportage van Nieuwsuur bekijkt, krijgt de indruk dat alle salafisten ongelovigen willen doden. Dat is niet waar, de overgrote meerderheid wil zich houden aan de wetten van het land waarin ze leven en wijst geweld af. Ik heb in mijn kast verschillende boeken van salafistische geleerden staan die het geweld van IS en al-Qaida juist veroordelen op basis van het salafisme.”
Imitatie of inspiratie
Dus je moet wel weten wat het salafisme is, wil Wagemakers maar zeggen. Zo noemde de als zeer redelijk bekendstaande Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb zich ruim anderhalf jaar geleden een salafist. Het laat volgens antropoloog Martijn de Koning zien hoe problematisch de term is. „Het woord ”salaf” betekent voorouders. Salafisme is dus een vorm van herbronnen, zoals je dat in meer religies ziet.”
In de wetenschap wordt, om onduidelijkheden te voorkomen, een strakkere definitie van het salafisme gehanteerd, zegt Wagemakers. „Het is een stroming binnen de soennitische islam waarvan de aanhangers beweren dat ze de eerste drie generaties moslims zo strikt mogelijk na willen doen.” Imiteren dus. „Aboutaleb ziet de voorouders daarentegen juist als inspiratie.” Binnen de islam is een niet-salafistische houding eeuwenlang dominant geweest, zegt Wagemakers. „Salafisten zijn zeer sterk gericht op teksten. Terwijl andere moslims zich afvragen of zo’n voorouder in deze tijd precies hetzelfde zou hebben gedaan als in de teksten staat.”
Hoeveel salafisten er in Nederland zijn, is niet bekend. In 2007 schatte de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) hun aantal op ongeveer 30.000 en drie jaar later op 60.000. In 2015 zei de dienst het niet langer te kunnen inschatten vanwege de grote diversiteit. Een SCP-rapport over de Nederlandse islam constateerde in 2018 dat van de Marokkaanse moslims 0,5 procent zich salafist noemt, en van de Turkse moslims 0,3 procent.
De Koning denkt echter dat deze percentages in werkelijkheid hoger liggen. „Salafisten noemen zich vaak niet zo. Ze zien zichzelf als de aanhangers van de ware islam, waardoor ze het niet nodig vinden zich ook nog eens salafist te noemen.”
Ideale samenleving
Dat de Nederlandse salafisten een divers gezelschap vormen, heeft de AIVD dus goed gezien. Wagemakers: „Grofweg zijn er drie stromingen te onderscheiden. De quietisten vormen de meerderheid. Zij houden zich niet bezig met politiek activisme en zijn alleen binnen hun eigen gemeenschap bezig met de ideale islamitische samenleving, waarvan ze begrijpen dat die hier niet gevestigd kan worden.” Daarnaast is er een groep die wel politiek actief is, maar dit doet door te participeren in het bestaande politieke systeem. De jihadi’s, ten slotte, vormen de kleinste groep. Zij geloven dat geweld is toegestaan om hun utopie te verwezenlijken.
Dat deze laatste groep een gevaar voor de samenleving kan vormen, is zonneklaar, stelt Wagemakers. „Maar zolang salafisten hun idealen niet in de praktijk willen toepassen, vormen ze geen directe bedreiging. Ik snap best dat hun gedrag maatschappelijke spanningen oplevert. Ze houden er bijvoorbeeld nogal afwijkende ideeën op na over gevoelige thema’s. Maar het feit dat een Korantekst zegt dat ongelovigen gedood moeten worden, wil niet zeggen dat salafisten hier ook daadwerkelijk gehoor aan willen geven. Vergelijk het met christenen die het Oude Testament lezen. Zij willen homoseksuelen ook niet stenigen.”
Salafisten willen recht doen aan elke letter van de tekst, benadrukt Wagemakers. Dat levert soms discussies op die voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen zijn en weinig praktische relevantie hebben. „In Jordanië woedde een aantal jaren geleden een heftig debat tussen salafisten over de vraag of je bij regen ook één keer wat langer naar de moskee mocht gaan om te bidden in plaats van twee keer. Het leidde tot felle ruzies, terwijl het in Jordanië vrijwel nooit regent.”
Niet wenselijk
Jan Jaap de Ruiter ziet eveneens een verschil tussen het citeren van teksten en het gehoor geven hieraan, maar is toch kritischer. „Je indoctrineert kinderen op deze manier wel. Het lesmateriaal liegt er niet om. En al zou het zo zijn dat de inhoud van de lessen juridisch door de beugel kan, wenselijk is het zeker niet.”
Hij is het daarom eens met columnist Zihni Ozdil, die in NRC Handelsblad schreef dat wie het salafisme bagatelliseert, Nederlandse moslims in de kou laat staan. „Zeker, want moslims die het salafisme niet aanhangen, voelen zich vaak geïntimideerd en zijn bang om kritiek te leveren. Wanneer ze dat toch doen, krijgen ze het verwijt afvallig te zijn. Ik heb het idee dat zelfs de moslimgemeenschap soms siddert voor de salafisten. Desondanks denk ik dat het antwoord op het salafisme juist vanuit de gematigde islam moet komen. De overheid kan wettelijk gezien niet zo veel. Laat ze daarom in ieder geval gematigde moslims steunen.”
Wagemakers constateert dat er onder Nederlandse moslims soms veel respect voor de leefwijze van salafisten bestaat. „Wanneer islamitische ouders merken dat hun zoon die eerst niet zo veel van de islam moest weten, salafistisch wordt, zijn ze in eerste instantie blij. Hij gaat immers niet meer uit en drinkt niet meer. Maar ze zullen vaak ook vinden dat hij doorslaat.”
De Koning is het met De Ruiter eens dat de inhoud van de salafistische lessen op de weekendscholen dubieus is, maar ziet niet zo veel middelen voor de overheid om hiertegen op te treden. „Wat deze scholen doen, valt niet onder de onderwijswetgeving omdat het privéscholen betreft. Los daarvan vind ik dat je als overheid terughoudend moet zijn. Je mag best laten weten wat je wenselijk vindt, maar wees voorzichtig met verbieden.”
Wagemakers vindt dat de overheid een betere antenne voor religie moet zien te ontwikkelen. „Nu doen politici allerlei onjuiste uitspraken over het salafisme zonder zich erin te verdiepen. Dat je zo’n antenne best kunt hebben zonder religieus te zijn, bewees Wouter Bos toen hij als PvdA-leider met CDA en ChristenUnie onderhandelde over een nieuw kabinet. Hij liet weten het niet met christelijke opvattingen eens te zijn, maar er niet van te schrikken vanwege de christelijke opvoeding die hij zelf had genoten.”
Onbegrijpelijk
Bernhard Reitsma, hoogleraar christendom in de context van de islam, is het met Wagemakers eens dat veel Nederlanders tegenwoordig een antenne voor religie missen. „Dat merkte ik ook in het onderzoek van Nieuwsuur en NRC. Het lijkt erop dat het voor veel Nederlanders volstrekt onbegrijpelijk is wanneer mensen ervan overtuigd zijn dat hun geloof in God het enige ware is. Als christen kan ik goed begrijpen dat het zo werkt.”
Het is misschien wel deze onkunde die ertoe leidt dat het salafisme wordt vergeleken met strengorthodoxe stromingen binnen het christendom of jodendom, al begrijpt Wagemakers deze vergelijking.
„Er zijn zeker overeenkomsten. Kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop ze religieuze teksten lezen of zich isoleren van de buitenwereld. Maar er is ook een verschil: christenen en joden hebben zeker in deze tijd geen gewelddadige component. Bedenk dat veel salafi’s uit de Golfstaten komen. Daar staat men een heel andere politiek voor.”
Ook Reitsma heeft begrip voor de vergelijking. „Het zijn groepen die opvallen omdat ze nogal afwijken van de heersende norm. Ik constateer wel dat de aandacht voor salafisten helaas negatief afstraalt op conservatieve groeperingen in het christendom en jodendom.”
Als christentheoloog noemt Reitsma drie dingen die wat hem betreft van belang zijn in de houding tegenover salafisten. „Wees in de eerste plaats een advocaat van de waarheid. Maak iets niet groter of kleiner dan het is. Wees eerlijk over het salafisme, maar ga niet van alles roepen en probeer het in al zijn diversiteit te begrijpen.
In de tweede plaats: ”prove them wrong”, door radicaal als volgeling van Jezus te leven en te spreken. Laat zien waar het christendom ten diepste voor staat, namelijk de onvoorwaardelijke liefde van Christus.
Ten slotte: bid voor hen. Juist omdat deze gemeenschappen geïsoleerd leven en je moeilijk met hen in contact komt, is het belangrijk te bidden voor openingen. Want ook dat is een uiting van onvoorwaardelijke liefde.”