Beletsel
Psalm 4:5
„Zijt beroerd en zondigt niet; spreekt in uw hart op uw leger en zijt stil.”
Jesaja zegt op een andere plaats: „Dat volk zoekt Mij, en zij willen Mijn wegen leren, als een volk dat gerechtigheid heeft gedaan en het recht van God niet heeft verlaten” (Jesaja 58:2). Ook Hosea zegt: „Zaai voor uzelf tot gerechtigheid, maak het licht van de kennis overal bekend” (Hosea 10:12). En Christus zegt, ons onderwijzend: „Ieder die de slechte dingen doet, die haat het licht en komt niet tot het licht” (Johannes 3:20). En op een andere plaats: „Hoe kunt u geloven, u die eer van elkaar neemt en de eer die alleen van God is niet zoekt?” (Johannes 5:24). En op een andere plaats: „Dat zeiden zijn ouders, omdat zij vreesden voor de Joden, opdat zij niet uit de synagoge zouden worden geworpen” (Johannes 9:22). En nog weer elders: „Velen geloofden echter in Hem, maar om de farizeeën geloofden zij het niet” (Johannes 12:42).
In al die teksten blijkt dat een zondig leven een beletsel vormt voor een nauwgezet leven volgens de geboden. Zoals pus die voor de heldere pupil van de ogen is gaan zitten en wat licht in het oog brengt verduistert en donker maakt, zo maakt ook de gedachte die door slechtheid is geïnfecteerd de geest donker en blind. Daarom zegt ook de profeet: „Wees toornig en zondigt niet.” Hij neemt de toorn niet weg, want zij is nuttig.
Johannes Chrysostomus, priester te Antiochië (”Homiliën”, ca. 390)