James Kennedy: Amerikaan als man van de harmonie
In Antwerpen heeft men eerder door dat James Kennedy in Nederland hoort dan in Amersfoort. Hij klinkt immers allesbehalve Vlaams, vinden ze bij de zuiderburen. „België is de enige plek waar ik als Nederlander word herkend.” Toch is het de vraag of dit zijn nieuwe vaderland wordt. „In Nederland zit minder elektriciteit in de lucht.”
Kennedy’s Nederlands is vloeiend, en zijn Amerikaanse accent charmant. Na zestien jaar voelt hij zich steeds meer thuis in Nederland. „Er heerst hier een gematigd klimaat”, glimlacht hij op een dag waarop een warmterecord wordt gebroken.
Op de universiteit staat Kennedy bekend als de man van het overhemd, meestal met colbert en das. Maar op deze warme avond draagt hij een T-shirt van de staat waar hij geboren is: Iowa.
Een groot deel van zijn leven is achtergebleven in de VS, zoals zijn hobby’s om munten en postzegels te verzamelen. Zijn zilveren hoorn ligt bij zijn ouders in Michigan.
In Nederland is daar genoeg voor teruggekomen. Hij fietst en wandelt en pluist dan steevast de geschiedenis van de route na. Zijn verzameling oude landkaarten helpt daarbij.
Door zijn Nederlandse moeder en zijn vrouw Simone had hij een band met Nederland. In 2003 vestigde het gezin zich in Amersfoort. Sindsdien twijfelt hij of hij een Nederlands paspoort moet aanvragen. „Ik kan mijn Amerikaanse aanhouden, dus, ja, waarom niet?”
Inderdaad, waarom niet?
Aarzelend: „Stiekem vrees ik dat ik mijn positie als buitenstaander dan kwijtraak. Terwijl veel van mijn werk over de Nederlandse geschiedenis juist daaraan is ontleend.”
Hoe ervaart u Nederland?
„Ik ben bevoorrecht hier te mogen werken. Amerikanen die door Nederland fietsen, vinden de kwaliteit van leven hier erg hoog. Mijn vrienden mis ik wel. Omdat Amerika gepolariseerder is, heb je daar veel eerder een gesprek van hart tot hart. In Nederland zit minder elektriciteit in de lucht. Contacten blijven daardoor soms fletser.”
Praktische vraag: welke taal spreekt u thuis?
„Met de kinderen heb ik altijd Engels gesproken. Heel lang antwoordden ze mij trouwens in het Nederlands. Uiteindelijk spreken de kinderen beide talen vloeiend.”
Mag u stemmen?
„Alleen lokaal.”
Uw vrouw is raadslid voor de ChristenUnie, dus die keus is makkelijk.
„Dat zou kunnen. Maar of ik op haar stem, laat ik in het midden. Ik kom in Nederland vaak in de media. In de rol van publieke intellectueel kan ik me niet binden aan een politieke stroming.”
Publieke intellectueel: hoe word je dat?
„Geen idee. Rond mijn komst in 2003 was hier een zoektocht naar de nationale identiteit. Blijkbaar was ik interessant als Amerikaan die hier Nederlandse geschiedenis kwam doceren.
Ik ben grootgebracht met de gedachte dat academici hun werk moeten uitdragen. Daarom heb ik een column in Trouw. Ook geef ik lezingen, hoewel veel minder dan eerder. Het waren er vijftig per jaar. Nu nog een of twee per maand. Lezingen geven ligt dicht bij wat ik het liefst doe: doceren.”
In Nederland waren gereformeerde intellectuelen altijd mannen van de polemiek, zoals Kuyper en Schilder. Past u in die traditie?
„Ik houd van de harmonie. Met die antithese heb ik weinig. Ik ben geen liberaal die alle verschillen privé verklaart. Harmonieus betekent niet altijd kritiekloos. Toch is mijn grondhouding om met anderen zo ver mogelijk te komen. En daarbij ageer ik tegen vruchteloze polarisatie.”
U bent nu decaan van het Utrecht University College (UCU). Komt er nog van lesgeven?
„Gelukkig wel. Ik doceer elk jaar nog een paar blokken over de verhouding van politiek en religie in de moderne tijd. Voor veel studenten is dat een nieuw terrein. Velen weten iets over politiek en ook wel over religie. Maar over de relatie tussen die twee vaak niet. Terwijl dat zo bepalend is geweest voor veel landen.”
Waarin verschilt de UCU van een gewone vakgroep?
„Binnen de universiteit zijn wij een wat aparte bacheloropleiding. We selecteren onze studenten op geschiktheid. Onze studenten wonen op de campus. We vinden het belangrijk dat ze intensief met elkaar in gesprek gaan.
Wij proberen een brede vorming te bieden. Het is een beetje leren om het leren. Bedrijven houden van breed inzetbare mensen. Veel werkgevers maakt het weinig uit welk diploma mensen hebben, als ze de persoon maar vertrouwen.”
U bent bekend geraakt met diverse boeken over Nederland. Komt er nog van schrijven?
Zucht: „Een artikel schrijven gaat nog. Vandaag was ik nog voor onderzoek in de Koninklijke Bibliotheek. Maar het besturen vraagt veel energie.
Veel wetenschappers zeggen dat je een boek alleen kunt schrijven als je verder niets aan je hoofd hebt. Op het UCU zeg ik daarom: als je zo’n verlof hebt, is het belangrijk dat je er níet bent.
Sommige mensen zijn in staat om elke ochtend van zes tot negen uur ongestoord te schrijven. Ik hoop die discipline nog eens te ontwikkelen.”
In enkele van uw boeken beschrijft u grote veranderingen in de Nederlandse samenleving. Als bezoeker van de vrijgemaakt gereformeerde kerk maakt u ook sterke veranderingen mee. Hoe beleeft u dat?
„Na 2003 is de kerk best veranderd. Toch is er verschil met de algemene discussie in Nederland. In de jaren zestig zeiden de vernieuwers: je moet met de tijd mee. Dat zeggen de vrijgemaakten niet. Hoewel ook hun vernieuwing een ontworsteling van het verleden is.
Het heeft lang geduurd voor ik de spiritualiteit van de vrijgemaakten aanvoelde. Ik ben opgegroeid in een plattelandsgemeente van de Reformed Church of America. Die was heel vroom, met de nadruk op het eigen hart. Vergeleken daarmee zijn de vrijgemaakten rationeel. Ze denken meer vanuit een stramien. Ik ervaarde dat aanvankelijk als sektarisch. Maar ze zijn wel opener geworden.”
Afstand nemen van het verleden: hoe beoordeelt u dat als historicus?
„Als je door beter lezen van de Heilige Schrift tot het inzicht komt dat er plaats is voor de vrouw in het ambt, word je meer gehoorzaam aan God als je die ruimte geeft. Ik denk dit dan ook goed is. Maar als je alleen het verleden wilt vergeten, ligt het anders. Daarom zou het ook een gemiste kans zijn om voorbij te gaan aan 75 jaar Vrijmaking. Dat kan tot nieuwe bezinning leiden.”
Wortels
Bij de voordeur van huize Kennedy in Amersfoort hangt een rijtje foto’s van Amerikaanse presidenten. Allemaal familie, zo klinkt opgetogen. John F. Kennedy hangt er niet bij: geen familie. Maar wel Thomas Jefferson, Franklin Roosevelt, Nixon, W. G. Harding („de slechtste president ooit”) en vader en zoon Bush. „Allemaal achterneven uit de zeventiende en achttiende eeuw”, vertelt James Kennedy. „Als je familie al zo vroeg in Massachusetts en Virginia was, heb je grote kans dat je je wortels deelt met deze mensen.”
Uit wat voor familie komt u?
„De Kennedy’s gingen in de zeventiende eeuw vanuit Schotland naar Noord-Ierland. In de achttiende eeuw emigreerden ze naar de oostkust van Amerika. Mijn grootvader trok later als ingenieur naar Hollywood aan de westkust. Daar is mijn vader geboren. Mijn vader verhuisde later weer naar Iowa. Daar ben ik geboren.”
Aan de oostkust begon in de achttiende eeuw rond Jonathan Edwards de Grote Opwekking. Welke invloed had dat op uw familie?
„Volgens mij weinig. De Kennedy’s waren presbyteriaans en Edwards was congregationalist. Zodoende stond mijn familie wat verder van de puriteinen. Het is redelijk onbekend hoe hun geloofsleven er uitzag. Uiteindelijk bereikte de evangelicale vroomheid onze familie wel.”
Als wetenschapper bent u veel bezig geweest met de publieke rol van religie. Wat betekent religie voor uzelf?
Weer even stilte: „Geloof betekent voor mij in elk geval dat het niet om mijzelf gaat. Ik hoef mijzelf niet te redden. Het gaat juist om het vermogen om gericht te zijn op God en de mensen naast mij.
Dat is het, denk ik. Of, nou ja, dat zou ik willen. Misschien is hier het woord van Edwards op zijn plaats: een christen is iemand die de hele schepping is toegenegen. Toegenegen – dat is toch een Nederlands woord?”
Protestantse historici als Groen en Algra dachten sterk vanuit Gods daden in het ontstaan van de Nederlandse natie in de Tachtigjarige Oorlog. Hoe staat u daarin?
„Ik ben grootgebracht met verzet tegen het idee dat de Amerikaanse vlag ons dichter bij God brengt. De gedachte van een nationaal verbondsvolk is mooi. Maar ik vraag me af of je die parallel met het Oude Testament mag trekken. Je krijgt dan een twee-boeken-leer: de Bijbel en de geschiedenis van ons land, of van onze kerk.”
Wijlen prof. A. Th. van Deursen zei dat de gelovige dankbaar is voor Gods daden, zowel in het eigen leven als in het nationale leven.
„In kleine kring mag je uit eigen bevinding spreken. Dan zeg je: God was bij mij in de storm. In de kerk mag je danken dat we in een vrij land leven, waar het protestantisme historische betekenis heeft. Ik ben dus niet tegen dankbaarheid.
Ik heb er wel bezwaar tegen als je aan die geschiedenis rechten ontleent. Dat mensen van een ander geloof of volk hier niet mogen zijn, vanwege de protestantse grondtoon van onze natie. Daarmee leg je een claim.”
Wat is uw uitgangspunt als christenhistoricus?
Aarzelend: „Ik weet niet of ik me zo noem. Een christen is geen marxist, met een eigen methode.”
Oké, wat is uw uitgangspunt als christelijk historicus?
„Dat zou beter zijn, ja. De christelijke overtuiging zegt ons niet waar de geschiedenis heen gaat. God brengt de geschiedenis naar de voltooiing. Maar verder blijft het een mysterie. De kronkels van de geschiedenis brengen ons tot ootmoed. Ik vind het te mensvormig om te zeggen dat God de geschiedenis leidt.”
In 2003 zei u in gesprek met het VCH-blad Transparant dat het uw overtuiging was „dat God de geschiedenis leidt.”
Scherp: „Dat is mijn uitspraak die het vaakst verkeerd wordt geciteerd. Ik zei erbij dat ik Gods hand niet zie in historische gebeurtenissen, zoals de Spaanse Armada. Meestal wordt alleen het eerste deel van dit citaat aangehaald. En dat is me net te robuust. Op basis van geloof kun je vertrouwen in Gods goede toekomst hebben, en dat kun je ook persoonlijk ervaren. Maar ik doe geen uitspraken over hoe God in de geschiedenis heeft gehandeld.”
U begon in 2003 als hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Daarna stapte u over naar de openbare universiteiten in Amsterdam en Utrecht. Hoe ervaart u dat als christen?
„Ik ben erop gericht om samen te werken en elkaar niet de maat te nemen. Mensen zeggen me ook wel dat ik niet steil gereformeerd ben. Het is me nooit overkomen dat collega’s moeilijk doen over mijn afkomst.
In christelijke instellingen ervaar ik soms meer dilemma’s. Daar komen verschillen van inzicht eerder naar boven. Ik betwijfel daarom of het werk daar altijd makkelijker is, hoewel ik niet zeg dat die instellingen er niet zouden moeten zijn.”
Minister Van Engelshoven van Onderwijs heeft u gevraagd als voorzitter van een commissie om de historische canon van Nederland te herzien. Hoe ervaart u dat?
„Dat is een hele eer. Ik heb het altijd interessant gevonden hoe Nederlanders met hun geschiedenis omgaan, en nu raak ik daar wel heel nauw bij betrokken.
De canon werkt goed in het basisonderwijs, maar minder in het voorgezet onderwijs. De vraag aan ons is of daar iets aan te doen valt. We doen dat in een groep van heel verschillende mensen. Dat maakt het boeiend, want iedereen brengt zijn eigen gezichtspunt mee.”
Of ze brengen allemaal hun eigen canon mee: de vrouwen, de etnische minderheden, de protestanten?
„Misschien. De afgelopen jaren is vanuit veel hoeken een eigen canon geschreven. Er komt dus een hele puzzel op tafel.”
In 2012 noemde u in NRC Handelsblad de vijftig vensters van de canon de „balkanisering van de geschiedenis.”
Glimlachend: „Ik werd toen gevraagd naar de nadelen van het model. Die zijn er natuurlijk. Je kunt die canon behandelen als doos van losse ditjes en datjes. Je kunt er wel thematische lijnen in zien, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse tolerantie. Maar feit blijft dat de vijftig inkijkjes niet één groot verhaal van de geschiedenis vertellen. Toch denk ik dat het model wel een succes is.”
Alles overziende, is dit wat u altijd al had gewild?
Kennedy laat een stilte vallen. „Als student wist ik dat ik wilde doceren. Maar dat komt in het gedrang omdat er veel bestuurlijk werk bij gekomen is. Die extra dingen maken mijn leven wel rijker en gevarieerder. Ik kom mezelf ook vaker tegen in mijn gebreken. Toch zou ik het zo weer doen.”
James Kennedy
James Kennedy wordt in 1963 geboren in Orange City in de Amerikaanse staat Iowa. Zijn vader is Amerikaan, zijn moeder komt uit Rotterdam. Hij studeert geschiedenis en theologie. Zijn proefschrift ”Nieuw Babylon in aanbouw” uit 1995 over de omwentelingen in de jaren zestig trekt grote aandacht. Zo vergaat het ook zijn boek ”Een weloverwogen dood” uit 2002 over de opkomst van euthanasie.
Zijn werk wordt in het Nederlands vertaald door zijn vrouw Simone Kennedy-Doornbos, met wie hij drie kinderen heeft.