Kamerleden moeten zuinig zijn op schatkist, zichzelf en elkaar
Kamerleden hebben het te druk, vinden ze zelf. En inderdaad, sommige dreigen onder hun werklast te bezwijken. De sleutel tot verbetering ligt bij het individu, maar ook bij fracties en partijen.
Het begint een trend te worden: volksvertegenwoordigers die in hun afscheidsbrief aan het parlement klagen over de werkdruk in de Kamer. Recent voorbeeld is VVD-Kamerlid Arno Rutte, die deze zomer zijn vertrek aankondigde. Omdat hij „geen goede balans meer kan vinden tussen werk en privé” laat hij de Haagse politiek achter zich en gaat hij aan de slag als consultant.
Met zijn klacht staat Rutte niet alleen. Kamervoorzitter Arib onderstreepte voor de zomer hoe hard er in het parlement wordt gewerkt. „Het aantal gehouden overleggen en het aantal ingediende moties stijgt bijna elk jaar, bodes raken oververhit, stenografen rennen van zaal naar zaal, de griffie draait overuren. We staan enorm onder druk en maken onszelf en elkaar gek”, aldus Arib.
Hoezeer het werk aan het Binnenhof in de loop der tijd in omvang is toegenomen, valt in één oogopslag te zien in de fraaie bibliotheek van de Tweede Kamer. Begin 19e eeuw pasten de Handelingen van een compleet parlementair jaar nog op een halve boekenplank. Tegenwoordig is daarvoor een complete kast nodig.
Maar nu de hamvraag: wat kan er tegen dat proces van steeds hogere ambities en van almaar groeiende werkdruk worden gedaan? Kamerleden meer budget geven, zodat zij extra medewerkers kunnen aannemen?
Dat is geen onzinnig idee. Toch kleven er forse risico’s aan. Want hoe meer medewerkers, hoe meer moties en schriftelijke vragen er waarschijnlijk ingediend gaan worden. En zo komt het Haagse politieke bedrijf terecht in een vicieuze cirkel: een nog grotere papierwinkel, nog meer tijd nodig om alles te bestuderen, nog meer behoefte aan extra medewerkers.
Okay, maar wat dan? Ligt de sleutel soms bij het individuele Kamerlid? Moet hij of zij vaker zeggen: „Tot hier toe en niet verder. Ik heb deze week mijn uurtjes gedraaid en ga nu met mijn gezin uit fietsen?” Dat is ongetwijfeld een deel van de oplossing, maar niet het complete verhaal.
Als de politiek werkdruk echt wil terugdringen, zal zij ook kritisch moeten kijken naar de bestaande partij- en fractiecultuur. Zo zouden partijen ernaar moeten streven om de snelle doorstroom in het parlement een halt toe te roepen. Dat kunnen zij doen door ermee op te houden hun kandidatenlijsten voortdurend te vernieuwen.
Heeft dat met werkdruk te maken dan? Jazeker, want een Kamerlid dat zich op de schopstoel voelt zitten, komt in de verleiding zich op geforceerde wijze in de kijker te gaan spelen door het agenderen van triviale zaken. Hij moet immers, om herkozen te worden, maximaal zichtbaar zijn?
Ook fracties en fractieleiders kunnen hun steentje bijdragen. Door tegen collega A te zeggen: „Die motie moet je niet indienen, want de minister hééft jouw verzoek allang ingewilligd.” En collega B toe te voegen: „Zag ik jou nu echt gisteravond om 23.30 uur nog op je werkkamer achter je laptop zitten, terwijl er geen debatten op de agenda stonden waarbij jij aanwezig moest zijn? Wil je dat voortaan laten?”
Kamerleden behoren zuinig te zijn op het geld van de belastingbetaler. Zeker. Maar ook, om met Arib te spreken, op zichzelf. En op hun collega’s.