Ds. Diedericus Wijting: heilzoekende herder en leraar
Diedericus Wijting werd geboren te Lisse, in het ”Huis nommer 188”, als tweede van drie zoons in het gezin van Petrus Johannes Wijting en Alida Tibboel. Ondanks zijn zwakke gezondheid mocht hij de gereformeerde gemeente van zijn geboorteplaats dienen als oefenaar. Maar daar ging wel veel aan vooraf.
Diedericus’ vader werkte als veldwachter te Lisse en was rooms; zijn moeder was gereformeerd. Diedericus –geboren op 23 juli 1844– en zijn broers Petrus Johannes en Theodorus zijn waarschijnlijk gedoopt in de Rooms-Katholieke Kerk. Als jongetje van zes jaar weigerde Diedericus voor de beelden te knielen en zei hij: „Ik wil niet voor die poppetjes knielen en er niet voor bidden.” Zijn moeder besloot toen hem niet rooms op te voeden, maar in de leer die zij zelf aanhing.
Reeds als kind was Diedericus zeer zwak. Hij leed aan astma en was vaak ziek. Zo erg zelfs, dat het personeel in het ziekenhuis te Leiden geen raad meer wist. De dokters spraken de verwachting uit dat hij op zijn hoogst twintig jaar oud zou worden.
Als jonge man koos Diedericus het beroep van huisschilder. Voor zover zijn krachten dat toelieten, oefende hij dit beroep samen met zijn oudere broer uit.
Toen hij in Lisse woonde, maakte hij daar in 1865 de stichting van de gereformeerde gemeente mee. De Heere werkte in de jonge Wijting, leerde hem Godskennis en zelfkennis en leidde hem, door een weg van ontdekking en van het afstoten van alles wat geen houdbare grond van zalig worden was, tot Jezus Christus als de enige Borg en Zaligmaker. In 1866 werd hij lidmaat van de gereformeerde gemeente te Lisse. Op 5 oktober 1870 huwde hij er met de 23-jarige Wilhelmina Elisabeth de Graaff. Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren.
Van 1869 tot 1872 was hij kerkmeester in Lisse. Uit de notulen van de kerkenraadsvergaderingen blijkt dat deze steeds werden geopend door de voorzitter, terwijl de sluiting met gebed geschiedde door kerkmeester Wijting. In deze tijd werd Wijting zich zijn roeping tot het predikambt ten volle bewust.
Collectezak
Op de vergadering van manslidmaten op 3 januari 1872 stelde de kerkenraad de gemeente voor om Wijting uit te nodigen om de gemeente voor te gaan als oefenaar. Nadat de gemeente gehoord was, stemde ze hiermee in. De bezoldiging werd vastgesteld op de opbrengst van de derde collectezak.
De huisarts verklaarde dat Diedericus het spreken spoedig zou moeten opgeven en dit met de dood zou moeten bekopen. Die verwachting kwam niet uit. De verwondering daarover bij de geneesheer was zo groot, dat hij ongemerkt aan de deur in het portaal van de kerk ging luisteren hoe Wijting het er afbracht. Tot 1876 heeft oefenaar Wijting de gemeente van Lisse gediend. Daar heeft hij met veel zegen mogen arbeiden. Door de oudere gemeenteleden werd met achting over hem gesproken.
In juni 1876 ging Wijting als ”evangelist” over naar de gereformeerde gemeente van Goes. Na de komst van Wijting ontstond toenadering tot en aansluiting bij ledeboeriaanse gemeenten onder ds. P. van Dijke. Begin september 1877 werd evangelist Wijting door Van Dijke bevestigd als oefenaar te Goes, met een predikatie over Mattheüs 5:13: „Gij zijt het zout der aarde.” Ds. Van Dijke, de enige predikant in deze ledeboeriaanse gemeenten, kon na augustus 1882 geen ambtelijk werk meer verrichten wegens zijn gezondheidstoestand. Hij overleed op 3 maart 1883. De gemeenten die hij diende, raakten onder meer verstoken van de bediening van de sacramenten. Daarop besloot de Goese gemeente haar voorganger te beroepen als predikant. Oefenaar Wijting nam dit beroep aan.
Op 4 maart 1884 werd hij in de volle bediening van Woord en sacramenten bevestigd door ds. P. Los, predikant van de zelfstandige gereformeerde gemeente te Leiden, die preekte over Exodus 4:12. De bevestiging van ds. Wijting heeft plaatsgevonden door een predikant die zelf bevestigd werd in de lijn van ds. L. G. C. Ledeboer.
Nadat ds. E. Fransen in 1885 uit Kampen vertrok, bracht deze gemeente een beroep uit op ds. Wijting. Hij was in deze gemeente al enkele malen voorgegaan en viel blijkbaar in de smaak. Ds. Wijting bedankte voor het beroep. Enige tijd daarna bracht de gemeente weer een beroep op hem uit. Ditmaal nam hij het aan.
In april 1888 vertrok ds. Wijting naar de Dordtsch Gereformeerde Gemeente te Kampen. Hij werd bevestigd door ds. E. Fransen uit Lisse, die het Woord bediende uit Jesaja 62:6-7. Ds. Wijting deed intrede met een preek over Jakobus 1:21b.
Na negen maanden nam ds. Wijting een beroep aan naar de gereformeerde gemeente te Zeist. De beroepsbrief van deze gemeente bevatte, wat de zakelijke kant betrof, een opmerkelijke omschrijving: „En omtrent uwe tijdelijke belangen wenschen wij ons vast te klemmen aan Galaten 6:6.” Deze Schriftplaats luidt: „En die onderwezen wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene die hem onderwijst.” Op 6 februari 1889 werd hij te Zeist bevestigd door M. Goudswaard, ouderling te Oud-Beijerland. Doordat ds. Wijting vaak last had van zijn borst en zijn stembanden, moest hij gedurig van zijn dienstwerk afzien.
Kerkgebouw
Het kerkgebouw te Zeist van toen –eigenlijk een kerkgebouwtje– bestaat nog steeds. Sinds kort zijn er plannen tot sloop ervan. Dit kerkje werd in 1882 gebouwd op een stuk grond achter het huidige woonhuis Torenlaan 36. Achter dit kerkzaaltje bevond zich de kleine consistorie. De bouw heeft ongeveer vier maanden geduurd. In de Weekbode van Zeist van 30 september 1882 verscheen een advertentie waarin de eerste godsdienstoefening in dit kerkje aan de Torenlaan werd aangekondigd.
Ds. Wijting kan worden getypeerd als een ernstige, getrouwe en heilzoekende herder en leraar die het goede zocht voor de kudde, waarover de Heere hem gesteld had. Niet alleen geven zijn op schrift gestelde preken dit duidelijk aan, ook op basis van de door hem geschreven inleiding op de levensbeschrijving van ds. P. van Dijke (1812-1883) kan dit beeld van hem worden geschetst.
Zijn uitgegeven preken zijn ingedeeld in een voorafspraak, een thema met onderverdeling in punten en een besluit of toepassing. De inhoud van zijn preken is zakelijk, ontdekkend en separerend, maar ook bemoedigend en vertroostend, waarbij hij het noodzakelijke van een voortdurend beoefenen van het zaligmakende geloof in de Drie-enige God zeer benadrukt.
Ds. Wijting was ondanks zijn zwakke lichaam een man met een opgeruimd karakter, maar evenwel nogal driftig van aard. In kerkelijke zaken kon hij echter geduldig en verdraagzaam zijn; sierlijke eigenschappen voor een dienstknecht des Heeren.
Ds. Wijting heeft ondanks de voor hem moeilijke weg met veel zegen mogen werken, vooral in Zeist. Zoals blijkt uit de inhoud van brieven, voelde ds. Wijting ervoor catechetisch onderwijs te geven aan de hand van het boek van ds. B. Smijtegelt. Hij beval het gebruik ervan tenminste aan bij een vriend.
Ziekbed
Op 1 januari 1892 ging ds. Wijting voor het laatst voor in Zeist. Hij bediende het Woord uit 1 Petrus 4:7: „En het einde aller dingen is nabij; zijt dan nuchter, en waakt in de gebeden.”
Ds. Wijting heeft een ziekbed gehad van een maand. Tijdens dit ziekbed bezochten de ouderlingen, C. van Dam en J. van Ekeren, hem vaak; er lag een nauwe band tussen deze drie ambtsbroeders. Van Ekeren bezocht hem zelfs dagelijks. De Heere gaf getuigenis van Zijn werk.
Op 29 januari 1892 was het einde voor ds. Wijting daar en mocht hij op 47-jarige leeftijd de reisstaf neerleggen. ’s Middags had ouderling Van Ekeren hem nog bezocht. Ds. Wijting zei tegen hem: „Kobus, ik heb een hemels gezang gehoord en er was geen wanklank in.”
Verlost van zichzelf en zijn geteisterde lichaam ging hij in in de eeuwige rust, om zich in die God, Die hij op aarde als een Drieenig God van volkomen zaligheid had leren kennen en had mogen verkondigen, eeuwig te verlustigen. Zijn laatste woorden waren uit Psalm 145:4: „Al wat Gij wrocht, zal juichen tot Uw eer.”
De begrafenis vond plaats op 3 februari 1892 op de begraafplaats aan de Bergweg te Zeist. De plechtigheid werd geleid door de heer Vaarties uit Dordrecht.
Op de grafsteen werd de tekst uit Openbaring 14:13 vermeld: „En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen.”
Expositie Zeister predikanten
De Stichting Oude Algemene Begraafplaats aan de Bergweg te Zeist heeft een expositie ingericht over drie aldaar begraven predikanten: ds. D. Wijting (1844-1892), predikant van de gereformeerde gemeente te Zeist, alsmede ds. J. E. Kist (1799-1858) en ds. A. Couvee (1833-1908), beiden predikant van de hervormde gemeente van Zeist.
Het historisch Poortgebouw van de Oude Begraafplaats is elke vierde zaterdag in de maanden april tot en met september geopend voor publiek van 12.00 tot 15.00 uur. Om 13.00 uur is er een gratis rondleiding.
Na de Afscheiding in 1834 ontstond er in Zeist en omgeving een ontwikkeling die uitmondde in bijeenkomsten op de boerderij “De Blauwe Schorteldoek”. Rond 1836-1838 was Cornelis van den Berg pachter en bewoner van deze boerderij. Op 26 augustus 1838 werd de instituering van de Afgescheiden Gemeente te Zeist een feit. Hierna hebben er heel wat verdere ontwikkelingen plaatsgevonden voordat de gereformeerde gemeente te Zeist tot openbaring kwam op 12 november 1884. De eerste predikant was ds. D. Wijting; hij werd op 6 februari 1889 bevestigd.
De nalatenschap van ds. Wijting
Ds. Wijting heeft weinig gepubliceerd. In 1892 werd bij H. ten Hoove te Utrecht een bundel, bevattende twee predikaties van ds. Wijting, uitgegeven. Ouderling C. van Dam verzorgde het voorwoord van deze bundel.
De stof voor de preken was genomen uit Maleachi 3:6 en Jesaja 5:4b.
Beide preken zijn zakelijk van inhoud.
Van Ds. Wijting bestaat geen portret. Althans, dat is altijd zo aangegeven. Hij was afkerig van het maken van foto’s. Er bestaat een foto waarvan sommigen menen dat deze van ds. Wijting is. Deze zou genomen moeten zijn vóór zijn bekering. Zelf zei hij overigens dat zijn beeltenis te vinden was in Romeinen 3.
Zijn vrouw, met wie hij 23 jaar getrouwd geweest was, overleefde hem en bleef met zeven kinderen als weduwe achter.