Wie goed zoekt vindt in Parijs nog protestantse sporen
Welke kant je in Parijs ook uitkijkt, allicht dat je een kerk, paleis of standbeeld ziet. De stad ademt een lange en rijke geschiedenis. Naar sporen van het protestantse verleden moet je goed zoeken, maar ze zijn er wel.
In Frankrijk hebben ze ook ontdekt dat je het nieuws positief kunt brengen. Een dag na de verwoestende brand bazuint president Macron rond dat de Notre-Dame binnen vijf jaar „nog mooier” zal herrijzen. Twee maanden later koppen de kranten: ”De Notre-Dame komt weer tot leven”, ”De kathedraal wordt herboren”. Wat is het geval? Een select gezelschap mag met een helm op de kathedraal in om een mis bij te wonen. De viering wordt live uitgezonden.
De Parijse bisschop uit zich minder optimistisch dan de president. Hij bekritiseert het seculiere karakter van zijn land, „de diepe afgrond van religieuze onwetendheid.” „Een cultuur zonder ”cultus” (eredienst) is ongecultiveerd”, houdt hij de Fransen voor. „Sommigen leggen de scheiding tussen kerk en staat zo uit dat je niet meer over de goede God mag spreken.”
Boekverbrandingen
Nu, in onze tijd, ben je blij met dit christelijke getuigenis. Vijf eeuwen geleden lagen de fronten heel anders. De Rooms-Katholieke Kerk was de aartsvijand van de Reformatie. Ketters werden bij duizenden omgebracht. Wat een tijden waren dat. In 1523, het jaar waarin de 14-jarige Jehan Cauvin in Parijs aankwam, stierf de eerste protestantse martelaar van Frankrijk op de brandstapel. De monnik Jean Vallière werd op een kar gezet, die voor de Notre-Dame stopte: de veroordeelde moest eerst verplicht de mis aanhoren. Daarna bracht men hem door de toen nog smalle straatjes naar de Marché aux Pourceaux, waar hij op een vreselijke manier aan zijn einde kwam.
Het plein voor de Notre-Dame was een geliefde plek voor boekverbrandingen. De jonge Calvijn kon in de verste verte niet vermoeden dat twintig jaar later hier ook zijn standaardwerk, de ”Institution de la religion chrétienne”, in vlammen zou opgaan. Hij studeerde enige tijd aan het Collège de Montaigu in de Rue Valette. Het pand staat er niet meer, maar van het Collège Fortet aan de overkant van de straat, waar Calvijn later lector werd, staat nog een toren overeind.
De Tour Calvin bevindt zich aan de achterkant van het pand, meldt het informatiepaneel. Vanuit zijn kamer boven in de toren vluchtte hij over de daken van Parijs, toen hij gezocht werd naar aanleiding van de rede van zijn vriend Nicolaas Cop. Eigenlijk kun je de preken van Calvijn pas goed begrijpen als je de tijd waarin hij leefde kent en op je in laat werken. Het kan daarbij behulpzaam zijn om fysiek op plaatsen te zijn waar de geschiedenis zich afspeelde.
Pont Neuf
Een herinnering aan de bloedige Bartholomeüsnacht in 1572, ook wel de Bloedbruiloft genoemd, vind je op een van de pijlers van de Pont Neuf, de oudste brug van Parijs. Op de gedenksteen staan regels van de dichter Agrippa d’Aubigné: „Een dag met bloed besmeurd, een dag die schaamrood kleurt.” Nadat enkele hugenotenleiders waren vermoord, brak onder het volk een ware lynchpartij uit, waarbij duizenden protestanten omkwamen.
Op de Pont Neuf verheft zich een enorm standbeeld van de Franse koning Henri de Navarre, gezeten te paard. Ons beeld van hem is bepaald door de uitspraak (waarvan het twijfelachtig is of hij die ooit gedaan heeft): „Parijs is wel een mis waard.” Vergeten wordt dat hij juist veel goeds voor de hugenoten gedaan heeft.
Preekstoel
Eenmaal de Pont Neuf over, loop je tegen het Oratoire du Louvre aan. Van de buitenkant ziet het eruit als een rooms-katholieke kerk. Maar als je binnenstapt, is het onmiskenbaar een protestantse ”temple”. Napoleon schonk deze kerk aan de protestantse gemeenschap. Niet het altaar, maar de preekstoel staat centraal. Daarvoor een avondmaalstafel, zoals dat in de Franse gereformeerde traditie gebruikelijk is. Buiten bevindt zich het standbeeld van Gaspard de Coligny. Zijn dochter Louise trouwde met onze Willem van Oranje. Steigers onttrekken het 10 meter hoge wit marmeren beeld aan het zicht.
Een andere protestantse kerk, de Temple du Saint Esprit, gebouwd in de negentiende eeuw, ziet er vanbuiten helemaal niet uit als een kerk. De protestanten kregen na de Revolutie weliswaar toestemming hun kerken te bouwen, maar deze mochten allemaal niet te opvallend zijn. Ook hier is het verrassend om binnen te komen. Onwillekeurig wordt je blik naar boven getrokken, naar het ovale, diepblauwe glas-in-loodraam.
Petite Genève
Op de Rive Gauche, de linkeroever van de Seine, vind je een standbeeld van Bernard Palissy. Deze zeer getalenteerde keramist en wetenschapper werd door de fel rooms-katholieke Catherine de Médicis naar het hof gehaald. Omdat Palissy zijn geloof trouw bleef, werd hij in de Bastille gevangengezet en ter dood veroordeeld. Voordat het zover kwam, stierf hij op hoge leeftijd in de gevangenis.
Vlak bij het standbeeld is de kleine Unepref-gemeente van ds. Samuel Foucachon, de enige protestantse gemeente in de metropool die zich gebonden weet aan de klassieke belijdenisgeschriften. „Onze gemeenschap komt niet toevallig op deze plek samen”, zegt de predikant. „Deze wijk heette vroeger ”petite Genève”, vanwege de vele hugenoten die er woonden. De kelders in de Rue Visconti stonden met elkaar in verbinding, zodat mensen sneller konden vluchten. Hier werd de eerste protestantse nationale synode gehouden, onder de rook van de brandstapels.”
De predikant onderstreept dat de tijd van de Reformatie een bloeitijd was voor de kerk. „In deze stad kwamen dagelijks mensen tot geloof. Zij hadden er alles voor over. De kerk is ook vreselijk onderdrukt. Het protestantisme heeft daarna altijd een marginale positie gehouden.”
Toeristen die deze zomer de Lichtstad aandoen zullen zich naar de Eiffeltoren haasten, naar het Louvre of naar de karakteristieke schilderswijk Montmartre. Wie meer wil weten over het protestantse verleden moet zich ook buiten de gebaande paden begeven en thuis alvast een eerste verkenning doen.
Het Reformatorisch Dagblad organiseert een vierdaagse reis naar Parijs D.V. 22 tot en met 25 oktober 2019. RD-reisleiders: Jan-Kees Karels (redacteur cultuur bij het RD) en Esther Karels-Boonzaaijer (vertaler Frans). Meer informatie en aanmelding voor 1 september via www.rd.nl/abonneevoordeel.
„Ik doe nog steeds nieuwe ontdekkingen in de stad”
Ineke Louiche-van Beek is een Nederlandse gids die al veertig jaar in Parijs woont. Ze houdt van de stad: „Parijs is zo rijk aan geschiedenis, architectuur en kunst van eeuwen geleden. De stad is niet verwoest door bombardementen, zoals Berlijn en Londen en daarom is het centrum nog intact. Er ligt een geniaal stedenbouwkundig ontwerp aan ten grondslag, bedacht door Napoleon III en baron Haussmann. De huizen in Parijs hebben allemaal dezelfde lichte kleur, omdat ze met kalksteen zijn gebouwd. Dat maakt de stad uniek.”
Louiche trekt als gids met groepen door de stad. Het verveelt haar nooit: „Als je alleen al kijkt naar de middeleeuwen, wat werd er niet gecreëerd, gestudeerd en gefilosofeerd! Denk aan de Sorbonne, aan de bouwers van kathedrale kerken zoals de Notre-Dame en de Sainte Chapelle op het eiland in de Seine. Ongelooflijk dat in die tijd al de middelen waren om deze kerken met die schitterende glas-in-loodramen te bouwen.”
Heeft de stad nog geheimen voor haar? „O ja, ik doe nog steeds nieuwe ontdekkingen. Zoals bijvoorbeeld het kleine, intieme atelier van de beeldhouwer Zadkine. Hij heeft het bekende beeld ”De verwoeste stad” in Rotterdam gemaakt.”