„Nederlands in buitenland komt er karig vanaf”
Nederland en Vlaanderen hebben veel minder geld over voor buitenlands onderwijs in hun taal dan andere landen en laten na het Nederlands aan de man te brengen. Het Nederlands raakt daardoor internationaal achterop, en dat schaadt bijvoorbeeld handel en diplomatie, concludeert de Taalunie.
Onderwijsminister Ingrid van Engelshoven had de Taalunie aan het werk gezet. Ze was bezorgd om de studie Nederlands, die steeds minder studenten lijkt te trekken, en vroeg zich af of andere landen hun taal beter bevorderen.
Dat is zo, constateert de Taalunie. Nederland besteedt aan taalonderwijs in het buitenland maar 7,5 cent per hoofd van de bevolking. Landen met een kleine taal als Zweden en Hongarije zijn al royaler, en bijvoorbeeld Portugal en Duitsland trekken het veertig- of zelfs zeventigvoudige per inwoner uit. Die bedragen groeien bovendien, waar het in Nederland terugloopt. “De kaasschaaf moet steeds worden gehanteerd” en “de rek is eruit”, stellen de onderzoekers vast.
Andere landen, en zeker opkomende grootmachten als China en India, maken “proactief” of zelfs “offensief” werk van de promotie van hun taal. Vaak gaat niet de minister van Onderwijs, maar die van Buitenlandse Zaken erover. Terwijl Nederland zich afwachtend opstelt en hooguit wil ondersteunen als zich belangstelling uit het buitenland aandient. Nederland moet zich afvragen of dat niet anders moet, vindt de Taalunie.