Martin Veggelers: De oorlog is geen spannend jongensverhaal
Als Martin Veggelers over de Tweede Wereldoorlog spreekt, hangen scholieren aan z’n lippen. Zomaar anderhalf uur lang. Niet omdat hij er zelf bij was, maar de nog jonge (30) Betuwenaar zoekt en vindt onvertelde oorlogsverslagen uit de eigen regio.
Het is niet alleen de onbekende strijd tussen bevrijder en vijand waarmee Veggelers de jeugd mateloos weet te boeien, of het feit dat Amerikaanse militairen –vaak nog tieners– hun leven gaven in de zompige klei van het rivierenlandschap langs de Rijndijk. Maar ook het uniform dat hij draagt en zijn demonstraties met een parachute.
Zo authentiek mogelijk uitgedost spreekt hij tot de verbeelding van jongeren en probeert hij zijn boodschap over te dragen: de oorlog is geen spannend jongensverhaal, maar de bittere en vreselijke strijd om iedere meter grond. En dat voor onze vrijheid. En daarom probeert de inwoner van Heteren ook de persoonlijke geschiedenis van de gesneuvelde en vermiste Amerikaanse militairen in de regio te achterhalen.
Martin was veertien jaar toen hij geïnteresseerd raakte in de oorlogshistorie. „De Slag om Arnhem is hier vlakbij geleverd. Driel is ons buurdorp en daar landden in september 1944 Poolse para’s. Een stuk verder, richting Heteren, werd er op leven en dood gevochten om een steenfabriek. Eerst door Engelsen en later door Amerikanen. Zij wisten na een dagenlange harde strijd en met veel verliezen de Duitsers uiteindelijk te verdrijven.”
Veel is nauwelijks bekend of is ondergesneeuwd geraakt bij de grote oorlogsverhalen. Zo werd generaal Taylor bij Heteren niet gewond door een mortiergranaat van de Duitsers, maar kreeg hij ‘gewoon’ een kogel in z’n achterwerk. Weinigen weten ook over Operatie Pegasus, waarbij ter hoogte van Wageningen-Randwijk enkele honderden Engelse airbornemilitairen met hulp van het verzet door Amerikaanse militairen over de Rijn richting bevrijd gebied werden geëvacueerd.
Het is de beroemde 101e Airborne Divisie van de Amerikanen waarin de inwoner van Heteren met name geïnteresseerd is. Als voormalig re-enactor nam hij in het verleden deel aan het naspelen van diverse veldslagen van dit legeronderdeel. Zijn passie was zo groot dat hij besloot ook te leren springen met een vergelijkbare parachute als tijdens de luchtlandingen in 1944. Het landen en rennen met een parachute demonstreert hij tijdens zijn lezingen voor scholen. „Enorm vermoeiend is dat. En dan moesten ze in de oorlog daarna ook nog met 70 kilo bepakking op hun rug direct met de vijand in gevecht.”
Als tiener ontdekte Veggelers tot zijn verbazing dat ondanks de hevige strijd rond Heteren daar geen herdenkingsplechtigheden werden gehouden. Via zijn opgerichte stichting Never Forget Them veranderde dat snel. De Betuwenaar is ook een van de initiatiefnemers van het grootschalig herdenkings- en actiekamp The Island in oktober dit jaar bij landgoed Schoonderlogt in Valburg. Schoonderlogt was in oktober 1944 het hoofdkwartier van de 101e Airborne Divisie. De beroemde kapitein Dick Winters schreef daar het verslag van zijn heroïsche –en verfilmde– aanval op een Duitse overmacht langs de Rijndijk tussen Heteren en Randwijk op 5 oktober 1944.
Ook Martin Veggelers zal in uniform en met zijn parachute aanwezig zijn op The Island. Wellicht met nieuwe verhalen over Amerikaanse militairen die in de regio gesneuveld zijn. „Na een les op school kwam er een meisje naar mij toe. Ze zei: Nu snap ik waarom we op 4 mei twee minuten stil moeten zijn.”
Ronkende motoren uit de oorlog
Soms duurt het even voordat hij een gerestaureerde motor aan de gang krijgt, maar als het originele oorlogsvehikel eenmaal op toeren komt, herleeft een ronkend en naar wapenolie ruikend stuk historie. Tibo van de Zand is de trotse bezitter van enkele voertuigen die een belangrijke rol hebben gespeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bij met name herdenkingen worden ze (her)gebruikt. Ook op de invasiestranden in Normandië. Tibo van de Zand houdt zijn kindjes rollend.
De 34-jarige zoon van de bekende en inmiddels overleden beeldend kunstenaar Jits Bakker kreeg de oorlog met de paplepel ingegoten. Opa Bakker was een bekende verzetsstrijder die tijdens Dolle Dinsdag in Kamp Vught door de vluchtende Duitsers werd gefusilleerd.
De piepjonge Jits woonde ten tijde van de Slag om Arnhem in september 1944 in Renkum, vlak bij de droppingszones van de Britse airbornes. Rond zijn huis lagen de lichamen van de gesneuvelde bevrijders. Jaren na de oorlog reed de kunstenaar in een originele Britse jeep, een Willys, met peuter Tibo naast zich. De traumatische gebeurtenissen van de bezettingsjaren verwerkte hij in zijn kunstwerken. Tijdens herdenkingen was Jits Bakker altijd aanwezig en toerde hij gastvrij met veteranen langs de bekende historische hotspots. Zo hoorde Tibo van de Zand alle verhalen uit de eerste hand en correspondeerde hij met oud-strijders via brieven en ansichtkaarten.
Samen met een goede vriend reist Van de Zand nu stad en land af voor zijn hobby annex levensstijl. Er wordt gehandeld met een selectief groepje fanatieke verzamelaars. Ook zijn er terugkerende evenementen zoals die in Normandië.
Op 12-jarige leeftijd begon hij met het verzamelen van de oorlogsmemorabilia. „De eerste spullen kocht ik van mijn zakgeld. Later richtte ik mij vooral op voertuigen die ontworpen waren voor speciale militaire eenheden, zoals de Excelsior welbike, een kleine eenpersoonsmotor van 98 cc, geschikt voor paratroopers. Die zijn vrij zeldzaam. Er zijn er minder dan 4000 van gemaakt die werden gebruikt bij de luchtlandingen op Sicilië, in Normandië en bij Arnhem.”
Het doel is verwaarloosde voertuigen in oude glorie te herstellen. Dit doet Van de Zand samen met een goede vriend en tevens gepassioneerd verzamelaar. „Bij het materieel heb ik ook een bijpassend en origineel uniform, geen replica’s dus. Ik wil alles zo oorspronkelijk mogelijk hebben. Er zit ontzettend veel tijd en energie in. Via allerlei historische bronnen proberen we te achterhalen hoe de voertuigen er destijds uitzagen en hoe de militairen deze behandelden.”
Van de Zand, zelf ook beeldend kunstenaar, is wars van oorlogje spelen. „Vreselijk is dat, kinderachtig ook. Oorlog is geen spel. Daarom ben ik alleen lid van de organisatie Keep them Rolling. Ik voel me geen militair en ik ben er ook geen. Maar veteranen sterven uit en wij moeten de geschiedenis levend houden. Daarom ben ik vooral geïnteresseerd in het materiaal en de informatie daarachter, zodat ik daarover kan vertellen als belangstellenden mij daar vragen over stellen. Ik wil niets anders dan een historisch beeld schetsen van de werkelijkheid toen.”
Ook bij de grote herdenkingen deze maand in Normandië is Van de Zand aanwezig, vermoedelijk met zijn Norton, zoals hij ook acte de présence gaf tijdens de bevrijdingsfeesten in Wageningen en dat straks doet bij de 75-jarige herdenking van de Slag om Arnhem. „Maar in Normandië begon het allemaal. Daar zijn straks ook de veteranen met wie ik hoop te spreken. Het hele gebied is één groot museum. Alles ademt oorlog, je proeft en voelt het nog. Maar het indrukwekkendst is toch de Amerikaanse begraafplaats bij Colleville-sur-Mer in Normandië, de plek waar ruim 9300 Amerikaanse soldaten begraven liggen.”
Blazen door een rietje
Wat is een oorlogsherdenking zonder pipes and drums, oftewel doedelzakspelers en roffelende trommels? ”Pipe major” Dennis van Asselt kan zich dat nauwelijks voorstellen. Ruim twintig jaar is hij inmiddels verbonden met deze 19e-eeuwse militaire muziektraditie en blaast hij de bijbehorende melancholische muziek. Velen houden het niet droog als de doordringende klanken van ”Pegasus Pipes & Drums” over de hoofden van het publiek waaien. Het waren dezelfde stimulerende tonen die op de Britse invasiestranden in Normandië het begin van de strijd inleidden.
„Een kippenvelmoment, ook voor mezelf”, omschrijft de 40-jarige Barneveldse dirigent zijn gevoelens bij zo’n gebeurtenis. En ondanks zijn passie voor dit klassieke rietinstrument, de entourage daaromheen en de jarenlange vriendschappen gaat Van Asselt in oktober aan het slot van alle herdenkingen met pensioen. Na twintig jaar spelen, waarvan vijftien jaar als muzikaal leider, is de Veluwse bankmanager en lokale CDA-bestuurder toe aan een nieuwe uitdaging. „Het is ook beter voor de band om een keer nieuwe input te krijgen.”
Twee decennia terug stond hij voor de keuze tussen pipes of piano. En aangezien een vleugel lastig mee te sjouwen is, werd het de doedelzak. „De basis is niet moeilijk. Het bereik is maar één octaaf en de techniek is overzichtelijk. Maar de muziek kan steeds complexer worden. De combinatie van spelen en het op druk houden van het instrument tijdens het ademhalen is ook vrij lastig. Dat is een vaardigheid die je pas na lang oefenen onder de knie hebt.”
Nederland telt volgens de muziekchef zo’n 35 bands die deze tak van sport beoefenen. „De populariteit is vooral toegenomen in de jaren negentig, toen er landelijk meer aandacht kwam voor het nationale oorlogsverleden. Je hebt in dit wereldje globaal twee stromingen. Dat zijn de groene jasjes, zeg maar de re-enactors, en de bands die in competitie tegen elkaar spelen. Zij dragen meestal een Schotse burgeroutfit. Wij doen beide. Daarom repeteren we iedere week en nu, vanwege de aankomende herdenkingen in Normandië en de naderende competitie, zelfs wat vaker.”
Alleen al rond de 75-jarige herdenking van Operatie Overlord in Normandië moeten de Gelderse doedelzakspelers zeker vijfmaal optreden. Daaronder de officiële Britse herdenking bij invasiestrand Sword en de Canadese herdenking op Juno Beach. Een afvaardiging van ruim 25 leden van Pegasus Pipes & Drums vertrekt naar Normandië, aangevuld met wat gastspelers van andere bands.
Het is de afscheidstournee van de „liefhebber van traditie en protocol.” Met als slotakkoord de herdenkingen in september op de Airbornebegraafplaats in Oosterbeek. „Ik heb bijzondere momenten meegemaakt. Vriendschappen gesloten met veteranen, prins Charles ontmoet, op bijzondere plaatsen gestaan. We mogen zelfs het officiële vaandel van de Britse airbornetroepen voeren. Dat is ons uitgereikt door hun hoogste generaal. Maar ons doel is altijd geweest om met een muzikale bijdrage een eerbetoon te brengen bij deze herdenkingen. En als je ziet hoe dankbaar de militairen zijn, dan is dat onze grootste beloning.”