De fiets is in oorlogstijd al decennia van grote waarde
De rol van de fiets in het leger is altijd onderschat, maar nog niet uitgespeeld. Defensie test super-e-bikes. Maar tachtig jaar geleden was de fiets vooral nog fiets. En van enorme betekenis voor legers en het verzet.
Koddig, zou je denken. Een foto uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Een bataljon militairen, fietsend in het gelid; bepakt en bezakt. Of een militair muziekkorps dat zich al blazend en trommelend per fiets verplaatst. Spielerei in de marge? Zeker niet, zegt Andreas Smulders, collectiebeheerder van Oorlogsmuseum Overloon. „Het inzetten van de fiets in voorbije oorlogen is voluit serieus geweest, vooral in een ondersteunende rol.”

Alle landen om ons heen, ook de grote, hadden fietsen in gebruik. In Nederland ontwikkelde de firma Fongers uit Groningen een speciale militaire fiets. „Robuust, relatief licht, makkelijk in onderhoud. Allemaal zaken die toen al heel belangrijk werden gevonden. Later produceerde ook Artillerie-Inrichtingen Hembrug fietsen voor het Nederlandse leger. Gebaseerd op een civiel model, maar ontdaan van onnodige hebbedingen. En weer voorzien van militaire opties. Niet dat er een machinegeweer op gebouwd werd en hup, rijden en schieten maar. Dat is nooit de bedoeling geweest.”
Geen brandstof
Al vanaf 1880/1890 gebruikte het Nederlandse leger fietsen. „Daarin waren wij geen uitzondering, ook de landen om ons heen hadden fietsen in gebruik. Want als jouw troepen mobieler zijn dan de tegenstanders te voet, dan behaal je voordeel. En als je meer bagage mee kunt nemen, maak je een verschil. Bovendien zijn fietsen redelijk goedkoop in aanschaf en ze vragen geen brandstof. Zelfs paarden moet je voeren, wat niet goedkoop was. En motorvoertuigen waren er nooit genoeg. Daarbij had je om te fietsen geen langdurige cursus nodig. De meeste mensen leerden het al van jongs af. Openbaar vervoer en een eigen auto waren nog niet de norm, de fiets wel.”

Volgens Smulders hebben veel mensen een vertekend beeld van de Duitse Wehrmacht. „Het was in mei 1940 zeker geen supermodern leger dat zomaar West-Europa doorkruiste op weg naar het Kanaal. Slechts een gedeelte van het Duitse leger was gemechaniseerd. De ruggengraat van de Wehrmacht bestond de gehele Tweede Wereldoorlog uit paardenkracht en menskracht.” Ook waren fietsen geen vervangers voor paarden. „Absoluut niet. Het was én én. Neem de opmars van de Duitsers in Rusland. De afstanden waren gigantisch. En transportvoertuigen waren er nooit genoeg, treinverbindingen nauwelijks. Veel materieel werd getrokken door paarden. Een deel van de manschappen verplaatste zich per fiets wanneer dat kon. Hadden ze moeten lopen, dan waren ze al stuk geweest voor aankomst bij het front.”
In de jaren dertig stond de Nederlandse landmacht bekend als ”het fietsende leger”
In de jaren dertig stond de Nederlandse landmacht bekend als ”het fietsende leger”. Deels terecht, vindt Smulders. „Ons land profileerde zich altijd al als een fietsland bij uitstek. Begrijpelijk, de fietsdichtheid was en is hier hoog, het landschap is weinig geaccidenteerd en leent zich dus goed voor het gebruik van de fiets. Ook toen waren er al veel fietspaden. Maar of Nederland gemiddeld meer legerfietsen had, betwijfel ik. Wij weken niet zo veel af van landen om ons heen. Dat geldt ook het beeld dat het Nederlandse leger in de meidagen 1940 onvolwaardig was, slecht getraind en onvoldoende uitgerust. Het gebruik van legerfietsen moet dat knullige beeld dan versterken. Volgens mij onterecht. Het leger was niet heel modern, het was niet bovengemiddeld goed bewapend, het leger gebruikte veel verouderde spullen, maar dat was bij andere legers in Europa niet anders.”
Vouwfietsen
In vrijwel elk oorlogsmuseum is ook aandacht voor gebruikte legerfietsen. Oorlogsmuseum Overloon heeft Britse en Amerikaanse fietsen in de collecte, ook een 20 meter lange vitrine met Duitse fietsen. „Allemaal aangepast voor specifieke doeleinden. Vouwfietsen, die in opgevouwen toestand afgeworpen werden vanuit een vliegtuig in een dropcontainer. Britse parachutisten bevestigden soms vouwfietsen voor hun buik als ze sprongen. In beide gevallen waren de soldaten na het neerkomen op de grond direct mobiel.”

Er zijn fietsen zodanig uitgerust dat ze wapensystemen kunnen vervoeren, of de munitie daarvoor, vertelt Smulders. „Je had zelfs een machinegeweerteam: een schutter, een assistent en een paar jongens om de directe omgeving in de gaten te houden. Die hadden ook weer munitiekisten aan hun fiets hangen. Andere hulpstukken maakten het mogelijk landmijnen te vervoeren, of handgranaten, antitankwapens. Achter de fietsen konden brancards worden vervoerd, medische kisten, radiosystemen. En met een speciaal trekkoord kon een hele colonne fietsen door een vrachtwagen worden voortgetrokken.”
Achterhoede
„Als het over oorlog gaat, denken we meestal alleen aan de tanks, vliegtuigen en andere wapens. Daar waar gevochten wordt, waar het front is. Maar minstens zo belangrijk was wat daarachter gebeurde. Er moesten nieuwe troepen worden aangevoerd, munitie, voedsel, medicijnen. Informatie moest worden doorgespeeld. En de andere kant op; gewonden moesten afgevoerd. Voor elke soldaat die aan het front stond met een wapen, waren er misschien wel negen mensen nodig om dat gevecht mogelijk te maken. Juist in die achterhoede speelde de fiets een grote, ondersteunende rol. Oorlog speelt zich dus niet alleen af aan het front, maar minstens zo veel achter de frontlinie. Het was een complex samenspel. Als de vrouwen niet in de fabrieken werkten, konden de mannen niet aan het front vechten. Daar zou meer aandacht voor moeten zijn.”
Na vijf dagen vechten en na het bombardement op Rotterdam, moesten de Nederlandse soldaten hun wapens inleveren en leek de strijd voor Nederland voorbij te zijn. „Ik zou liever zeggen dat het toen voor veel mensen begon. De Duitsers gingen stapsgewijs allerlei zaken vorderen van de burgers: radio’s moesten worden ingeleverd. Metalen, auto’s en bedrijfswagens, maar ook de fiets. Dat kreeg zijn hoogtepunt –of juist dieptepunt– rond Dolle Dinsdag, 5 september 1944. Er brak paniek uit onder Duitse soldaten, NSB’ers en andere collaborateurs; ze wilden allemaal vluchten naar Duitsland. In die fase, enkele weken voor Market Garden, zijn er heel veel fietsen alsnog meegenomen.”
Heldendaden
Civiele fietsen en legerfietsen kun je niet los van elkaar zien. Op een burgerfiets kan ook een militair rijden. En het optreden van het verzet, was dat niet ook oorlog? Voor het verzet heeft de fiets enorme betekenis gehad. Heldendaden zijn ermee verricht, zegt Smulders. „Denk aan al die koeriersters, die met illegale blaadjes, buitgemaakte bonkaarten, valse documenten of zelfs wapens in hun fietstassen, rondreden. Met absoluut gevaar voor hun leven. Of de gecrashte piloten die met de fiets naar onderduikadressen of naar de grens zijn gebracht, waar ze via België en Frankrijk naar Spanje trokken. Om vervolgens terug te keren naar Engeland.”

Verhalen over het gebruik van de fiets door verzetsmensen zijn er te over. Rond Loon op Zand, waar de Groep André opereerde, liepen verbindingslijnen door het hele land. Contacten die per fiets onderhouden werden. De Limburger Leo Hendrikx was 17 jaar toen hij met een drietal vrienden op de fiets stapte op weg naar Engeland. In Antwerpen verkochten de jongens hun fiets om treinkaartjes naar Parijs te kunnen betalen. Na twee jaren omzwerven kwam Hendrikx eindelijk in Engeland aan en werd piloot op een Spitfire.
Ook ondergronds kwam de fiets tot zijn recht. Smulders noemt een fiets waarmee een kleine drukpers werd aangedreven.
Verzet en fiets vormden een eeneiige tweeling
Verzet en fiets vormden een eeneiige tweeling. De Brabantse schoonmaakster Coba Pulskens hielp Joodse onderduikers en gestrande piloten. Zij woonde dicht bij de grens, die met de fiets onopgemerkt gepasseerd kon worden. Tot Coba betrapt werd met drie piloten in huis. De vliegers werden ter plaatse doodgeschoten, Coba verdween naar Ravensbrück. Daar kwam zij om in de gaskamer omdat –zo luidt het verhaal– zij de plaats van een moeder met kind innam. Postuum ontving zij van de Amerikanen een hoge onderscheiding. Van Nederlandse zijde is het altijd stil gebleven. Ten slotte wijst de historicus nog op het (verfilmde) boek ”Oorlogswinter” van Jan Terlouw. Michiel, de hoofdpersoon, werkt voor het verzet. Zijn vaste gezel is zijn fiets.