Britse rechter geeft ruime uitleg aan antiterreurwet
Acht buitenlandse terreurverdachten die in Groot-Brittannië voor onbepaalde tijd in hechtenis zijn genomen op grond van een antiterreurwet uit 2001 zijn woensdag in een beroepszaak voor een hof van beroep in het ongelijk gesteld. De uitspraak betekent dat de Britse justitie de verdachten zonder aanklacht en vorm van proces mag blijven vasthouden.
De antiterreurwet bepaalt dat de regering buitenlanders voor onbepaalde tijd in hechtenis mag houden als zij een gevaar voor de nationale veiligheid worden geacht en niet naar hun vaderland kunnen worden teruggestuurd. De advocaten van de acht verdachten tekenden beroep aan tegen een uitspraak van de Speciale Beroepscommissie voor Immigranten. Die oordeelde dat de regering redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de betrokkenen een gevaar voor de nationale veiligheid vormen. De advocaten stellen dat de mannen vastzitten op grond van bewijzen die mogelijk onder foltering zijn verkregen in Amerikaanse detentiekampen zoals Guantanamo Bay in Cuba en de luchtmachtbasis Bagram in Afghanistan.
Het hof oordeelde woensdag dat de immigratiecommissie geen fouten heeft gemaakt en dat er geen sprake is van misbruik van staatsmacht. De advocaten stelden dat de uitspraak aantoont dat Groot-Brittannië juridisch en moreel „de weg volledig kwijt” is. Amnesty International gaf een verklaring uit waarin de uitspraak „een uitwas” wordt genoemd. De mensenrechtenorganisatie concludeert dat „het recht en de mensenrechten slachtoffer worden van de maatregelen die na de aanslagen van 11 september 2001 zijn genomen.”
De acht mannen werden samen met een inmiddels uitgewezen Marokkaan en iemand van Algerijns-Franse afkomst in december 2001 en februari 2002 opgepakt. Zij zeggen dat zij door de geheimhouding rond hun zaak niet in staat zijn zich te verdedigen. Ook menen zij dat de regering de definitie van „het onderhouden van banden met terreurorganisaties” in hun geval oneigenlijk oprekt.
Het was nog niet duidelijk of de mannen nu beroep zullen aantekenen bij het House of Lords, de hoogste Britse beroepsinstantie.
Het oordeel van het hof is een opsteker voor minister Blunkett van Binnenlandse Zaken. Die staat onder grote druk van onder meer het Britse parlement om zijn detentiebeleid in terreurzaken aan te passen omdat de verdachten een eerlijke rechtsgang zou worden onthouden.