Overlord mocht niet mislukken
Bijna twee jaar zat er tussen een oefeninvasie en de werkelijke aanval. Het opbouwen van een leger, het uitdenken van nieuwe wapens en spionage kostten veel tijd. De landing in Normandië mocht gewoonweg niet mislukken. En of het uiteindelijk een makkelijke overwinning was? „Dat moet je eens vragen aan de mannen die onder vuur op Omaha Beach aankwamen.”
Dieppe, 19 augustus 1942. De aanval op het Franse stadje staat in de Britse oorlogskronieken met bloed geschreven. Enkele duizenden doden, gewonden en krijgsgevangenen voor een aanval die schijnbaar niets opleverde. Toch was juist deze actie van groot belang bij de voorbereiding van D-day, op 6 juni 1944, zeggen dr. Erwin van Loo en drs. Serge Blom, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie in Den Haag.
Duitsland was in 1942 op het hoogtepunt van zijn macht. Grote delen van Europa waren onder de voet gelopen. Moskou lag binnen het bereik van de kanonnen. In Afrika boekte woestijnvos Erwin Rommel successen met zijn pantserleger. Toch begonnen juist dat jaar de kansen te keren. Amerika was in december 1941 in de strijd betrokken. Het land boekte in 1942 een belangrijke overwinning op de Japanners bij het eiland Midway. En bij El Alamein in Egypte boekte Montgomery zijn eerste serieuze overwinning op Rommel. Er ontstond een wankel evenwicht dat in 1943 in het voordeel van de geallieerden zou doorslaan.
Aanvoerlijnen
Blom: „Intussen nam de politieke druk toe om in het westen een front te openen. Hitlers legers streden aan het Oostfront. Daar moest de druk worden weggenomen.” De Britse leider Winston Churchill wilde het liefst via Italië of via de Balkan aanvallen. Van Loo: „Dat werd ook wel de zachte onderbuik van Europa genoemd.” Lange aanvoerlijnen van Engeland naar de Balkan vormden echter een groot bezwaar.
De kust van West-Europa werd daarom een doelwit. Echter: welk deel? En met welk materieel? Er waren vooraf al meerdere problemen. Het Britse leger was in 1942 nog veel zwakker dan het Duitse. En de Amerikanen deden nog maar net mee aan de oorlog. Zij moesten een compleet leger opbouwen. Blom: „Churchill wist dat hij het zonder de hulp van de Amerikanen niet zou kunnen. Bovendien was een aanval heel risicovol. De Duitsers zouden in hun verdedigingslinie zitten, terwijl de geallieerden met hun boten eraan kwamen. Als de geallieerden de boten uit gingen, moesten ze onbeschermd een breed stuk niemandsland oversteken. Dat is te vergelijken met de Eerste Wereldoorlog. Toen moesten soldaten uit hun loopgraaf komen, niemandsland oversteken en de loopgraaf van de tegenstander bestormen.”
Van Loo: „De vaders van veel Britse soldaten hadden dat nog meegemaakt. Het was een trauma dat vers in het geheugen lag.” Om te kijken wat er nodig was voor een succesvolle aanval, landden in 1942 zo’n 6000 Canadezen en Britten bij Dieppe. Van Loo: „Het doel was te zien of je met een aanval vanuit zee een haven kon innemen die werd verdedigd met forten.” Blom: „Het was niet de bedoeling om in Dieppe te blijven. Als de aanval was geslaagd, dan hadden de geallieerden zich na een tijdje weer teruggetrokken. Het was slechts een aanval om de Duitse verdediging te testen.”
Uit de aanval werd geconcludeerd dat een invasie in 1942 nog niet mogelijk was. Van Loo: „De Britten hadden nog te weinig landingsboten.” Ook werd duidelijk dat de tanks die de geallieerden gebruikten niet geschikt waren om vanaf het strand naar het achterland te rijden en zo vijandelijk gebied binnen te dringen.
Een haven was onmisbaar, zo begrepen beide partijen. Als de geallieerden aanvielen, moesten ze snel troepen, brandstof en munitie kunnen aanvoeren. Via het strand was dat niet mogelijk. De Duitsers begonnen daarom met het versterken van de havensteden langs de Europese kust. Op papier heette het dat de Duitsers de Atlantikwall bouwden, de Atlantische muur. Van een aaneengesloten muur was echter geen sprake. Blom: „Het was in feite een parelketting met een aantal sterke punten erin.”
Verplaatsbare haven
Zowel de Duitsers als de geallieerden dachten koortsachtig na over een geschikte landingsplaats. Daarbij waren de geallieerden in het voordeel. Zij konden een aanvalsplek kiezen en zich daar op richten, terwijl de Duitsers aan de hele kust van West-Europa paraat moesten staan. Terwijl de Duitsers juist rond de havensteden extra verdedigingswerken bouwden, besloten de geallieerden een verplaatsbare haven te ontwerpen. Zo waren ze niet afhankelijk van de verovering van een bestaande haven.
De geallieerden gingen opties afstrepen. Van Loo: „Zuid-Frankrijk was te ver weg. De aanvoerlijnen zouden te lang worden. Bovendien was dat te ver van het Ruhrgebied. Dat gebied moest worden geïsoleerd, omdat daar vliegtuigfabrieken zaten.” Blom: „De Nederlandse kust was geschikt. Maar het achterliggende polderlandschap was te zacht. En het was te dicht bij het Ruhrgebied, zodat de Duitsers snel materieel konden aanvoeren. Bovendien lag het op een te grote afstand van Engeland.” Ook België bleek geen optie te zijn. „Dat werd te zwaar verdedigd.” Datzelfde gold voor Calais. Amerika wilde weliswaar graag bij deze Franse plaats aanvallen, maar de verdediging was te sterk. Bretagne lag te ver weg, zodat Normandië als enige overbleef.
Om een goed beeld te krijgen van het gebied, vroeg de Britse legerleiding aan de bevolking vakantiekiekjes van heel de Franse kust, zonder uiteraard speciaal naar de Normandische stranden te vragen. Er kwamen talrijke foto’s binnen. Van Loo: „Het leger maakte aan de hand van de foto’s en van luchtfoto’s maquettes.” Soldaten wisten op die manier precies welke bunkers ze moesten aanvallen als ze bij een strand aankwamen. De boten moesten natuurlijk niet afdrijven en op het verkeerde strand aankomen. En dat gebeurde op 6 juni maar al te vaak wel.
Ook werden in het diepste geheim kikvorsmannen door onderzeeërs bij de stranden afgezet. De duikers namen bodemmonsters. Op die manier konden onderzoekers te weten komen of een strand sterk genoeg was om zware tanks te dragen. Verzetsmensen verschaften inlichtingen, saboteerden spoorlijnen en vernielden telefoonkabels, waardoor er achter het front een chaos ontstond.
Hobart’s Funnies
Belangrijk was ook de ontwikkeling van goed materieel. Blom noemt de inzet van landingsvaartuigen met een platte bodem en een klep aan de voorkant die kon worden neergelaten. „Het waren simpele houten boten met wat metalen bepantsering. Er pasten dertig mannen in. De boten waren instabiel en bij een beetje golfslag werden de mannen misselijk.” Van Loo wijst op de inzet van speciale tanks, zogeheten Hobart’s Funnies, vernoemd naar een zwager van Montgomery, generaal-majoor Percy Hobart, die verantwoordelijk was voor deze tanks. Er waren onder andere drijvende tanks en tanks die brugdelen bij zich hadden om over hindernissen heen te gaan.
Begin mei 1944 zou de aanval plaatshebben. De noodzakelijke aanvoer van extra materieel dwong de geallieerden om het een maand uit te stellen. In die laatste maand werd besloten om niet vier, maar vijf stranden aan te vallen. Daardoor werd Utah Beach, het westelijkste strand, toegevoegd aan de aanvalsdoelen. Naderhand werd de aanval bepaald op 5 juni. Terwijl de mannen op 4 juni al werden ingescheept, besloot generaal Eisenhower vanwege het onstuimige weer tot uitstel met één dag. Blom: „Op 6 juni was het, om met een kapitein te spreken, precies goed genoeg om aan te kunnen vallen.”
De Duitsers dachten dat hun tegenstanders ’s morgens vroeg bij vloed zouden landen, om geen lang strand over te hoeven steken. De geallieerden wilden echter ’s morgens bij eb aanvallen, zodat de boten niet open zouden worden gestoten door de hindernissen op het strand. De Duitsers rekenden er derhalve op dat de aanval twee weken eerder of later zou komen. Ze waren niet bedacht op een aanval op 6 juni.
Gevaarlijke linie
De Atlantikwall die de geallieerde troepen moesten bestormen was geen aaneengesloten fortenstelsel. Toch was de linie volgens de historici wel gevaarlijk. Blom: „Op zee voeren boten die de geallieerden moesten tegenhouden. Dan kwamen de mijnenvelden, en op het strand stonden hindernissen.” In de duinen stonden gecamoufleerde bunkers met mitrailleurs om de stranden te bestrijken. En daar achter stonden grote kustbatterijen om schepen te beschieten. Enkele kilometers achter de linie lagen pantserdivisies die naar de landingsstranden konden worden gedirigeerd. Juist op dat laatste punt ging het voor de Duitsers in juni 1944 mis. Doordat de geallieerden misleidende informatie verspreidden, dachten de Duitsers dat er na de aanval in Normandië nog een aanval op Calais zou komen. Daarom hielden ze hun pantsertroepen achter de hand en stuurden ze de tanks niet naar de landingsstranden.
De aanval op 6 juni verliep op lang niet alle plekken volgens verwachting. Zo kwamen de troepen bij Utah Beach op de verkeerde plaats aan land. Gelukkig was dat juist een plek die minder zwaar werd verdedigd dan de geplande locatie. Omaha Beach werd een bloedbad. Onder andere doordat drijvende tanks al voor de kust zonken, konden de Amerikanen hier maar ternauwernood de linie slechten. En in de meest oostelijke sector werd Caen pas op 18 juli bevrijd in plaats van op 6 juni. Toch konden de geallieerden na D-day tevreden zijn, meent Blom. „Er waren minder slachtoffers dan de bevelhebbers hadden ingecalculeerd. Maar het was een zware strijd. Vraag dat maar aan de mannen in de landingsboten.”
Generaal Eisenhower had op D-day twee speeches bij zich die hij kon voorlezen. In de ene stond dat de landing een succes was. In de andere dat de landing was mislukt. Het voorbereiden van die speech bleek achteraf overbodig te zijn. Maar was er een reële kans dat het mis zou gaan? Blom: „Het mocht simpelweg niet verkeerd gaan.”
Na D-day deed Hitler verwoedde pogingen om de geallieerden in zee te drijven. Hij wist dat het jaren zou duren voordat ze weer sterk genoeg zouden zijn voor een tweede landing. „Hitler wilde de geallieerden in Normandië verslaan en dan zijn troepen naar het Oostfront verplaatsen om de Russen te verslaan. Dat is hem uiteindelijk niet gelukt.”