Wereldbank verlaagt economische prognoses
De handelsspanningen tussen grootmachten als de Verenigde Staten en China en tegenvallende investeringen zorgen voor extra economische tegenwind in de armste landen van de wereld. De Wereldbank heeft zijn wereldwijde economische ramingen verlaagd. In armere landen en opkomende economieën is sprake van stevige bijstellingen.
Vooral voor Angola, Turkije, Brazilië en Iran is de prognose negatiever geworden. Zogeheten lagelonenlanden doen het dit jaar waarschijnlijk 0,5 procentpunt slechter dan de Wereldbank in januari nog voorspelde. Voor de landen met de hoogste inkomens bedraagt de bijstelling maar 0,2 procentpunt.
“Terwijl bijna elke economie tegenwind heeft, staan de armste landen voor de grootste uitdagingen”, benadrukt vicevoorzitter Ceyla Pazarbasioglu van de Wereldbank. Ze vreest dat de doelstelling van de Wereldbank om in 2030 de allerergste armoede te hebben uitgebannen, niet gehaald kan worden.
„Een sterkere economische groei is essentieel voor het terugdringen van armoede en het verbeteren van de levensstandaard”, zegt ook de eerder dit jaar aangetreden president van de Wereldbank David Malpass. “Het huidige economische momentum blijft zwak, terwijl verhoogde schulden en een gematigde investeringsgroei in ontwikkelende economieën de landen weerhoudt van het bereiken van hun potentieel.”
Naar verwachting zwakt de wereldwijde economische groei af tot 2,6 procent, van 3 procent vorig jaar. Bij de vorige raming ging de Wereldbank voor 2019 nog uit van een plus van 2,9 procent. Volgend jaar trekt de groei waarschijnlijk weer aan, naar 2,7 procent groei. Maar dat is wel 0,1 procentpunt lager dan eerder voorzien. Voor 2021 gaan de economen er vanuit dat de wereldeconomie 2,8 procent in omvang toeneemt.