Twijfels over Joodse wortels Bnei Menashe
De Israëlische opperrabbijn Shlomo Amar gaat beoordelen of de Bnei Menashe-stam in de Indiase deelstaten Manipur en Mizoram terecht beweert Joods te zijn, zo berichtte deze krant dinsdag. Wie zijn deze Bnei Menashe (Zonen van Manasse)?
Weliswaar is een aantal leden van deze stam al naar Israël geëmigreerd, maar om in aanmerking te kunnen komen voor het staatsburgerschap in Israël dienden zij eerst een officiële bekeringsprocedure tot het Jodendom te ondergaan. Wanneer de stam door het opperrabbinaat echter officieel als Joods wordt erkend, kunnen meer dan een miljoen mensen naar Israël emigreren. Opnieuw: wie zijn deze Bnei Menashe?
Een Indiase theologiestudent, Thangkholal Haokip, zelf afkomstig uit Manipur, schreef zijn afstudeerscriptie over deze stam. Hij vertelde mij dat toen familieleden en vrienden van hem Joods werden en zich aansloten bij de Tuibong Beith Hallel-synagoge, hij daar eerst heel verbaasd over was. Wat bewoog christenen, behorend tot een evangelische of presbyteriaanse kerk, om Joods te worden?
Manipur en Mizoram zijn kleine, geïsoleerde deelstaten tegen de grens van Birma aan. Deze worden voornamelijk bewoond door een aantal stammen van Mongolische (Chinese) afkomst.
Een daarvan is de zogenaamde Kuki (ook wel Chin genoemd). In een ver verleden zouden deze Kuki vanuit Zuid-China naar dit gedeelte van India zijn gekomen. In 1894 kwamen de eerste zendelingen naar dit gebied en vonden er een vruchtbare bodem. Binnen enkele tientallen jaren waren de Kuki’s geheel en al christen geworden.
Veel Kuki’s zijn ervan overtuigd dat zij oorspronkelijk afstammen van een van de tien verloren stammen van Israël, en wel van de stam van Manasse. Hun voorouders zouden lang geleden met deze stam, die vanuit Assyrië naar het oosten was getrokken, in contact zijn gekomen en zich hiermee hebben vermengd.
Dat de Kuki’s afstammen van Manasse, baseren zij op de klankovereenkomst met de naam van hun volk, die ”manmasi” luidt. Als verder bewijs voor een Joodse afkomst voeren zij aan dat hun stam er voor de komst van het christendom een aantal gewoonten op nahield die sterk doen denken aan die van het Oude Testament. Zo kenden zij het leviraatshuwelijk. Het was de gewoonte dat na de dood van een man zijn echtgenote met diens broer trouwde. Scheiding en incest waren verboden. Ook werden dierenoffers gebracht.
Veel inwoners van Mizoram en Manipur voelen een sterke verbondenheid met de staat Israël en zij wijzen op het feit dat de geografische dimensie van Mizoram veel overeenkomst vertoont met die van het oude Israël.
In 1951 kreeg een mysticus, Mela Chala, een visioen waarin hem naar eigen zeggen werd geopenbaard dat de Kuki’s afstammelingen waren van de stam Manasse. Hieruit ontstond een beweging die zich steeds meer met het Jodendom ging identificeren. Zo gingen sommige christelijke kerken zich aan de sabbat als rustdag houden in plaats van aan de zondag. Anderen beschouwden zichzelf als Messiasbelijdende Joden: zij zien zich wel als Jood, maar blijven geloven dat Jezus de beloofde Messias is.
Een kleine groep koos ervoor helemaal tot het orthodoxe Jodendom over te gaan. Hierbij kregen zij steun van Amishav, een Israëlische organisatie onder leiding van rabbi Eliahu Avichail, die zich bezighoudt met het begeleiden van mensen met een Joodse achtergrond bij hun terugkeer naar het Jodendom.
In 1976 werd de eerste synagoge gesticht. Op dit moment zijn er zo’n dertig synagogen, met meer dan 2500 leden. De verhouding met de christelijke kerken in Manipur en Mizoram is, aldus Thangkholal, gespannen. Dat valt ook wel te begrijpen. Deze nieuwe Joden komen immers voort uit de kerken en worden door deze als afvalligen beschouwd die hebben gebroken met hun christelijke verleden.
Meermalen heb ik met Thangkholal gesproken over de vraag of de aanspraak van de Kuki’s op hun afstammeling zijn van de stam van Manasse terecht is. Hij meent van niet. Historisch bezien valt dit immers niet te bewijzen. De Kuki’s zijn afkomstig uit het binnenland van Azië en waarschijnlijk via China en Birma naar India gekomen. Het verwijzen naar bepaalde gebruiken die hun parallel vinden in het Oude Testament is evenmin sterk. Veel gebruiken vinden we ook bij andere stammen in dit deel van Azië.
Moeten we deze beweging daarom niet veeleer zien als een gevolg van de snelle ontwikkelingen en veranderingen die zich binnen deze stam hebben voltrokken? In 1901 waren er slechts 45 christenen. Binnen twee generaties was dit volk van koppensnellers voor bijna 100 procent gechristianiseerd. De veranderingen in de cultuur en de samenleving zijn enorm geweest. Bij zulke snelle veranderingen is het te begrijpen dat men op zoek gaat naar zijn wortels. Hierbij zijn sommigen bij het Jodendom uitgekomen.
Maar, stelt Thangkholal, ook de kerk valt te verwijten dat zij tekort is geschoten in het geven van bijbels onderwijs over de persoon en het werk van Christus.
voetnoot (u17(Prof. dr. Pieter A. Siebesma is docent Oude Testament aan de Christelijke Hogeschool Ede en buitengewoon hoogleraar aan de ETF in Leuven/Heverlee voor judaica en Semitische talen.