Ouderen delen schrijnende verhalen in Tweede Kamer
Volgens het Nibud leeft drie procent van de AOW-gerechtigden onder de armoedegrens. Toch heeft een derde van de gepensioneerden moeite om rond te komen, volgens deze organisatie. Reden voor de Tweede Kamer om het onderwerp op de agenda te zetten.
Vier ervaringsdeskundigen zaten maandag aan tafel in de Tweede Kamer. Deze senioren, in de leeftijd van 68 tot 82 jaar, hebben een lager inkomen dan de armoedegrens voor een alleenstaande van 1039 euro of van 1423 euro voor een paar zonder thuiswonende kinderen (2017). In een rondetafelgesprek deelden ze hun verhaal met de vijf aanwezige Kamerleden.
„Ik ben slachtoffer van het beleid van Rutte”, meent de heer Reijsbergen. „Ik heb een schamel pensioentje en mijn vrouw heeft geen werk.” De anderen nemen minder stevige woorden in de mond, maar zien het leven somber in. „Een cadeautje voor de kleinkinderen kan ik niet kopen”, vertelt de heer Kil. „Als het zo doorgaat, hoeft het leven van mij niet meer zo. Ik heb vijftig jaar lang gewerkt en nu ik oud ben, moet ik op een houtje bijten.”
Ook de 82-jarige heer Van Zijl ziet de leuke dingen aan zijn neus voorbijgaan. „Een zwemabonnement kan ik niet betalen, op een terras wat drinken kan maar zelden en vakantie is al helemaal een vreemd woord voor mij.” Van Zijl vraagt soms aan één van zijn kinderen om 100 euro voor noodzakelijke uitgaven, die hij dan aan het eind van de maand teruggeeft.
In het tweede deel van de hoorzitting komen experts aan het woord. Met ouderen gaat het gemiddeld beter dan met jongeren, zegt vertegenwoordiger van het Nibud Vliegenthart. „Maar niemand die onder de armoedegrens leeft, heeft iets aan een gemiddelde.”
Armoede verdwijnt gestaag, meent Van Mulligen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Volgens de CBS-zegsman is de armoede het grootst in de groep vanaf 55 jaar tot aan de pensioenleeftijd.
Van Mulligen ziet wel dat de armoede onder ouderen afneemt. „Twintig jaar geleden leefde twintig procent van de pensioengerechtigden onder de armoedegrens; nu is dat drie procent.”