In Colombia is de vrede nog fragiel
Het rommelt in Colombia. Sinds het aantreden van president Ivan Duque zijn er voortdurend protesten geweest tegen de nieuwe regering. Wat zeggen deze protestbewegingen over de democratie in Colombia?
Si el gobierno no escucha, seguiremos en la lucha!, scandeert een mensenmassa in het centrum van Bogota, op het centrale plein Plaza de Bolívar. „Als de regering niet luistert, gaan we door met de strijd!” Duizenden demonstranten zijn in de ochtend van 25 april op weg gegaan vanuit verschillende delen van de hoofdstad. Gewapend met vlaggen, spandoeken en hun stemgeluid protesteren ze tegen alles wat volgens hen mis is met het Colombiaanse regeringsbeleid van de in augustus aangetreden rechts-conservatieve president Ivan Duque. Ook in een zeventigtal andere Colombiaanse steden gaan demonstranten de straten op.
Elk van de demonstranten heeft zijn eigen redenen om deel te nemen aan de Nationale Staking van 25 april. Studenten en docenten zijn massaal aanwezig om te protesteren tegen de kortingen op het openbaar onderwijs, gepensioneerden houden zwijgend spandoeken omhoog, uit protest tegen aangekondigde pensioenkortingen. Vakbondsleden protesteren tegen de flexibilisering van arbeidscontracten. Verderop dansen inheemse Arhuacos, gekleed in hun traditionele witte tunieken met puntmutsen, op straat. Een protest voor hun rechten als inheems volk in Colombia.
Golf
Het rommelt in Colombia. Sinds het aantreden van president Duque, is het land in de greep van een aanhoudende golf van stakingen en protesten. Zoals de massale studentenprotesten in oktober en november, waarbij medewerkers van 32 openbare universiteiten ruim twee maanden lang het werk neerlegden uit protest tegen de gebrekkige financiering van het openbare hoger onderwijs in Colombia, en studenten in het hele land massaal de straten opgingen om te demonstreren.
In maart was het de beurt aan de inheemse bevolkingsgroepen van Colombia, die met tienduizenden demonstranten een wegblokkade opwierpen op de Panamerikaanse snelweg in het departement Cauca – de enige weg naar de zuidelijke departementen van Colombia en naar buurland Ecuador. Niet minder dan 27 dagen lang zouden ze de blokkade volhouden, onder andere uit protest tegen het economische ontwikkelingsmodel van Duque, en om de uitvoering van de vredesakkoorden af te dwingen.
Desastreus
De minga, zoals de mobilisatie van de inheemsen beter bekend staat, had desastreuze gevolgen voor de zuidelijke departementen. Die waren bijna een maand lang onbereikbaar voor de aanvoer van benzine, medicijnen en voedingsmiddelen vanuit de rest van Colombia. President Duque weigerde aanvankelijk in gesprek te gaan met de mingueros, die eisten dat de president zelf hen te woord zou staan in Cauca. Uiteindelijk zouden ze de blokkade opheffen met de belofte van een ontmoeting met Duque, en met het sluiten van akkoorden over zorg, onderwijs en de uitvoering van het vredesakkoord.
Maar ook vrachtwagenchauffeurs legden het werk neer in de strijd om betere arbeidsomstandigheden. Cocaboeren mobiliseerden zich om de implementatie van de substitutieprogramma’s voor coca, zoals vastgelegd in de vredesakkoorden, te eisen. En bij de demonstraties van 25 april en 1 mei gingen demonstranten uit bijna alle sociale en economische sectoren de straten op. Zelfs in Den Haag werd gedemonstreerd, toen Colombiaanse activisten naar het Internationaal Strafhof trokken om onderzoek te eisen naar de golf van geweld tegen sociale leiders in Colombia.
De protesten hebben één ding met elkaar gemeen: een gevoel van onvrede. Over het economische en sociale beleid van de regering Duque, over het vastgelopen vredesproces waarvan Duque een openlijk tegenstander is, en over het voortdurende geweld in Colombia.
Bevoordeling
De grootste doorn in het oog van de demonstranten is Duques Nationale Ontwikkelingsplan, (PND), het totaal van regeringsbeleid voor de periode 2018-2022, vergelijkbaar met ons regeerakkoord. Behalve de hervormingen van het pensioenstelsel en arbeidscontracten, en kortingen op onderwijsbudgetten, wil Duque nóg meer inzetten op mijnbouw als motor van de economie. Daarbij keurde hij een controversieel voorstel voor fracking –een methode om fossiele brandstoffen uit de bodem te halen– in natuurgebieden goed.
„Het PND is een voortzetting van het economisch model gebaseerd op het winnen van grondstoffen, en bevoordeelt de grote bedrijven in plaats van de kleine boeren”, zegt Jimmy Moreno, woordvoerder van het Congres voor de Volken in Colombia. „Het beleid sluit de deuren voor de boeren die zelf willen produceren, in plaats van werknemer te zijn voor de grote bedrijven. Ook zijn de eerder gesloten overeenkomsten met boeren, inheemsen en studenten niet opgenomen in het regeerakkoord. Daarom gaan zoveel mensen de straat op: het akkoord raakt iedereen.”
Veel van de protesten hebben hun wortels in eerdere mobilisaties, zoals de nationale staking van 2013. Toen legden boeren en inheemsen wekenlang het hele land plat. Maar zoals gebruikelijk in de Colombiaanse politiek, wachten de akkoorden die werden gesloten bij het beëindigen van die staking, zoals het toekennen van land aan landloze boeren en ontwikkeling van het platteland, nog steeds op uitvoering.
Angst
„Het is een perverse logica. We sluiten akkoorden over zaken die in de wet zijn vastgelegd. Het zou niet nodig moeten zijn om te onderhandelen over wetten die gewoon uitgevoerd zouden moeten worden” , zegt Dario Mejia, politicoloog en vertegenwoordiger van de nationale organisatie van inheemse volken ONIC. „In 1991 kregen we voor elkaar dat de culturele en territoriale rechten van de inheemse volken werden vastgelegd in de Colombiaanse grondwet. Maar omdat die wetten nog steeds niet zijn uitgevoerd, zijn we genoodzaakt ons te blijven mobiliseren.”
„Wat wij verdedigen met de minga (”collectieve arbeid voor een gemeenschappelijk doel”, in de taal van de inheemse Andesvolken), is het recht op het leven. Niet alleen dat van de mensen, maar ook dat van de natuur. Mijnbouw biedt tijdelijke rijkdom, maar op de lange termijn is dat model onhoudbaar. De politieke beslissingen van deze regering benadelen de meest gemarginaliseerde bevolkingsgroepen, wat op zijn beurt weer nieuwe haat genereert. Wij verdedigen het leven tegenover een regering die al het mogelijke doet om te voorkomen dat er vrede komt in Colombia”, aldus Mejia.
Toch is het toegenomen aantal protesten ook een teken dat het de goede kant opgaat met de vrede in Colombia. „Het vredesproces met de FARC heeft de situatie verbeterd. Mensen gaan met minder angst de straat op om te demonstreren, en ook de protesten zelf zijn vreedzamer geworden”, zegt Mauricio Archila, hoogleraar geschiedenis aan de Nationale Universiteit van Colombia en gespecialiseerd in sociale protesten in Latijns-Amerika.
Criminaliseren
Maar die vrede is fragiel. Want hoewel het geweld in het algemeen is afgenomen, nam het geweld tegen sociale leiders en activisten juist toe sinds de vrede met de FARC. Minstens 400 van hen werden vermoord, en een veelvoud daarvan wordt bedreigd. Daarbij blijft de overheid protest criminaliseren, zoals bij de recente minga, toen ze die ervan beschuldigde te zijn „geïnfiltreerd door terroristen” – door de guerrilla, of door criminele bendes. Dat is een strategie om repressie te rechtvaardigen. Bij de daaropvolgende gevechten tussen de ME en de demonstranten kwamen verschillende mensen om het leven.
„De balans is positief, maar de vrede wordt van alle kanten aangevallen”, zegt Archila. „Deze regering is een openlijke vijand van de vredesakkoorden, en het aantal moorden op sociale leiders laat zien dat de gewapende machten nog steeds sterk aanwezig zijn in Colombia.”
Het zal de demonstranten er niet van weerhouden weer de straat op te gaan. „Wij zijn realistisch. We hebben geen garantie dat we ooit gaan bereiken wat we willen bereiken”, zegt Mejia. „Maar we laten ons niet ontmoedigen om te stoppen met druk uitoefenen. Wanneer blijkt dat de regering ook deze akkoorden niet uitvoert, zullen we ons weer mobiliseren.”
In Colombia is de vrede nog fragiel
Hoe is de Colombiaanse protestbeweging te vergelijken met onvrede in andere landen in Latijns-Amerika? „Een verschil met landen als Venezuela en Nicaragua, waar de protesten expliciet tegen de regeringen gericht zijn, is dat de Colombiaanse protestbeweging niet noodzakelijkerwijs ten doel heeft om de regering-Duque ten val te brengen”, zegt Mauricio Archila, hoogleraar geschiedenis aan de Nationale Universiteit van Colombia.
„De protesten hebben ten doel het regeringsbeleid bij te stellen, of om te eisen dat de regering eerder gedane beloften nakomt. Een belangrijke factor is de opkomst van burgerbewegingen die sociale rechten opeisen. Dat zijn bijvoorbeeld de studentenorganisaties die druk uitoefenen voor beter onderwijs, en boeren die nu land opeisen als hun recht op een waardig leven.”
Archila ziet in dat opzicht parallellen met sociale organisaties in landen als Brazilië, Argentinië en Chili. „De burgerbewegingen zijn niet alleen zichtbaarder geworden in de maatschappij, maar ze zijn ook de nieuwe voorhoede van sociale transformaties – meer dan de traditionele politieke partijen. Voorbeelden zijn de Beweging van Landloze Boeren in Brazilië, de sociale bewegingen in Argentinië en de inheemse Mapuches in Chili.”
Nog een parallel is het gebrek aan vertrouwen in de traditionele partijen, door heel Latijns-Amerika geplaagd door corruptieschandalen. „De sociale protestbewegingen laten een groeiende participatie van burgers zien die strijden voor verandering buiten de politiek om”, zegt Archila.
Toch is de protestbeweging in Colombia relatief klein in vergelijking met andere landen. „Dat heeft verschillende redenen. Colombia wordt sinds de onafhankelijkheid geregeerd door conservatieve regeringen. Links heeft nooit kunnen winnen. De enige variatie is die tussen extreem-rechts en centrum-rechts. Daarbij is de Colombiaanse economie stabieler dan die van bijvoorbeeld Brazilië of Argentinië, waar de fluctuatie veel extremer is.”
De protestbewegingen worden bovendien nog altijd gehinderd door het politieke geweld in Colombia, zegt Archila. „Protest is kostbaar. Ondanks dat de politieke repressie in Venezuela en Nicaragua is toegenomen, blijft Colombia het meest politiek gewelddadige land van Latijns-Amerika.”