PvdA en GroenLinks vinden dat Van Gennip de zogeheten TOAM-regeling direct moet afschaffen. De VVD is van mening dat de regeling „vernietiging van werkgelegenheid subsidieert.” Dat is voor de liberalen niet acceptabel. Zij willen het geld dat met de subsidie is gemoeid inzetten voor verlaging van de vennootschaps- en de inkomstenbelasting.

Het CDA, de partij waarvan Van Gennip lid is, gaat minder ver. De partij wil de subsidie opschorten totdat duidelijk is welke effecten de regeling heeft op de Nederlandse economie. „De Chinese vluchtroute staat haaks op wat wij willen”, aldus CDA-kamerlid Atsma. De kleinste regeringspartij, D66, wil de TOAM- regeling zodanig aanpassen dat er geen nadelige effecten optreden voor de Nederlandse werkgelegenheid.

De subsidieregeling is bedoeld voor het midden- en kleinbedrijf. Ondernemingen krijgen een onkostenvergoeding als ze investeren in lagelonenlanden om zich zo een positie te verwerven in opkomende markten. Een bedrijf kan tot 275.000 euro aan subsidie krijgen voor het ondersteunen van het management in een opkomend land en tot 90.000 euro voor scholing.

Staatssecretaris Van Gennip is het niet met de Kamer eens en ze zal de regeling voorlopig niet intrekken. Volgens de bewindsvrouw schetsen de fracties een verkeerd beeld door te zeggen dat de werkgelegenheid uit Nederland naar het buitenland gaat. Volgens haar is de regeling bedoeld voor bedrijven die reeds hebben besloten hun productie naar lagelonenlanden te verplaatsen. De staatssecretaris vindt dat Nederland er als handelsnatie baat bij heeft dat vaderlandse bedrijven succes hebben in het buitenland.

Van Gennip heeft er dan ook geen moeite mee als eenvoudig werk verdwijnt naar landen waar de loonkosten lager zijn. Hoogwaardige arbeid moet wel in Nederland blijven. Als het gaat om de hoogte van lonen, moet Nederland blijven concurreren met de omliggende landen. In vergelijking met Frankrijk en Duitsland is ons land nog steeds te duur, zo vindt de bewindsvrouw.

De TAOM-regeling is van kracht sinds 2002. Een voorloper ervan gold alleen voor Oost-Europese landen. Per jaar is er maximaal 4,5 miljoen euro beschikbaar. In de afgelopen jaren hebben bijna 100 bedrijven zo’n 12 miljoen euro subsidie ontvangen.