Hoe houd je hinderlijke verkopers van het lijf?
Aan de deur wordt weer heel wat afgeleurd. Huis-aan-huisverkoop lijkt vooral populair bij energiebedrijven. Die soms hinderlijk assertieve verkopers op pad sturen. Hoe houd je ze van het lijf?
Stickers
Wie mensen die aan de deur leuren wil ontmoedigen, zou een sticker naast de bel kunnen plakken. Die zijn er in soorten en maten. Al is het bij nader inzien nog niet zo eenvoudig om een passende variant uit te zoeken. Het moet in de eerste plaats aansluiten bij het beoogde doel.
Ik vind het prima als er collectanten aanbellen voor noodhulp of een lokaal goed doel. Dus een sticker met ”Geen collectes” schiet z’n doel voorbij. De overige stickers blijken allemaal te zijn voorzien van een leus die collectanten, verkopers en (vervelend woord) geloofsovertuigers op één hoop gooien. Verkopers kunnen agressief overkomen, maar dat geldt voor deze tekst niet minder. Bovendien: ik sta niet te juichen als er Jehovah’s getuigen of mormonen aanbellen, maar hun missionaire moed is wel een gesprekje waard.
Regie
Een vreemde snoeshaan met een mooi verhaal op de stoep – dat kan best intimiderend zijn. Probeer zelf zoveel mogelijk de regie te houden. Vraag naar de legitimatie van degene die voor de deur staat. Dan is gelijk duidelijk door welke organisatie deze persoon op pad is gestuurd, want dat blijft in de introductie soms –bewust– vaag. „Ik mag u iets aanbieden namens uw energieleverancier.”
Neem gerust de tijd om zo’n kaartje echt te lezen. Verder: het kan zijn dat het echt om een aantrekkelijke aanbieding gaat, maar dat is dan wel ongevraagd. Je bent aan niemand iets verplicht. Ook niet om er –halsoverkop– op in te gaan. Wie dat wel doet heeft volgens de colportagewet als het om bedragen boven de 34 euro gaat acht dagen de tijd om de transactie ongedaan te maken.
Weerwoord
Als het zaken als energieabonnementen of maaltijdpakketten betreft, is het vaak feitelijk onmogelijk om normaal met degene die aanbelt in gesprek te gaan. De verkoper in kwestie dwingt je min of meer het script te volgen, dat hij of zij natuurlijk ook niet zelf heeft verzonnen. Als je daar geen zin in hebt, de introductie afkapt en vraagt wat hij of zij wil verkopen, kijken ze je aan alsof je buitengewoon lomp bent. Of bijzonder dom, als je als weerwoord geeft dat je pas nog hebt laten uitrekenen wat het voordeligste energieabonnement is. „Kunt u dat niet zelf, dan?”
Dat je meer vliegen vangt met stroop dan met azijn is blijkbaar geen onderdeel van de gesprekstraining. Maar er gaat wel iets mis als degene van wie een gunst wordt gevraagd aan zo’n gesprekje een katterig gevoel overhoudt.