Arthur Brand speurt naar roofkunst
In en buiten kunstkringen verwierf hij wereldfaam met het terugvinden van geroofde schatten. Kunstdetective Arthur Brand reist er de hele wereld voor af. Tot diep in de nacht zit hij te puzzelen op ontbrekende stukjes informatie. Over zijn meest spectaculaire ontdekking, twee in opdracht van Adolf Hitler gemaakte bronzen beelden van paarden, schreef hij een boek. „Ik geef nooit op.”
Hij verontschuldigt zich voor de inrichting van z’n woonkamer. Er staan een bankstelletje, een luie stoel, televisie en een volle boekenkast. „Er moeten hier zelfs nog lampen worden opgehangen”, zegt Brand, terwijl hij naar het plafond wijst. Hij nam een halfjaar geleden zijn intrek in het Amsterdamse appartement.
Het is moeilijk voor te stellen dat nog maar enkele weken geleden achter dezelfde bank aan een spijkertje het schilderij Buste de Femme van Pablo Picasso hing. Dat werd twintig jaar geleden gestolen van een jacht van een Saoedi-Arabische sjeik in het Franse Antibes en was sindsdien spoorloos. Brand speurde het op via „contacten in de onderwereld” en overhandigde het aan de verzekeringsmaatschappij.
Hij kreeg het kunstwerk op een avond in handen en nam het mee naar zijn woning in de Indische buurt. „Het moest dus een nachtje overblijven. Ik schatte de waarde op 25 miljoen euro, maar later bleek een soortgelijk eschilderij voor 70 miljoen te zijn verkocht.” Hij heeft die nacht niet veel geslapen. „Ik woonde heel even in het duurste huis van Amsterdam.” Meer nog was hij gefascineerd door het kunstwerk zelf. Zoals alle kostbare schatten zich in zijn belangstelling mogen verheugen. „Het uitpakken ervan is voor mij een bijzondere, haast spirituele ervaring. Die klodders, die kleuren. Je voelt waarom anderen dit ook geweldig vinden.”
Geen fiets
Op de lage tafel staat een glaasje prik. Regelmatig licht tijdens het gesprek het schermpje van zijn telefoon op. Een Nokia, zeker tien jaar oud. Met een smartphone heeft hij niets. De detective heeft geen auto of rijbewijs. Zelfs een fiets ontbreekt bij het gehuurde appartement. „Als ik op het vliegtuig stap, wil ik niet wakker liggen van huizen of een dure auto.”
Hij zet de deur naar zijn balkonnetje een stukje open en blaast de rook van een sigaret naar buiten. Regelmatig steekt hij een nieuwe op en glimlacht hij enigszins mysterieus. „Roken is een gewoonte die ik helaas nog niet heb kunnen afleren.” Als de adrenaline tijdens zijn vele avonturen door zijn aderen giert, kan hij niet zonder.
Wereldwijd hebben diefstallen van kunst zijn aandacht. De wereld van de illegale kunsthandel is gigantisch, geeft Brand aan. „Net als bij tweedehandsauto’s is de waarde moeilijk objectief vast te stellen omdat er altijd wel een expert is die precies zegt wat je wilt horen. De CIA becijfert de omzet op een dikke 5 miljard euro per jaar.” Een deel ervan is in handen van terreurorganisaties, die er hun strijd mee bekostigen. „Bloedantiek. Veel van die handel gaat via Nederland en België.”
Via zijn bedrijfje Artiaz verdient hij zijn geld met adviezen aan rijke kunstbezitters. Onder meer enkele Joodse families, die graag de van hen geroofde kunst uit de Tweede Wereldoorlog terug willen, behoren tot zijn vaste klanten. Brand heeft een schat aan ervaring en ziet al snel of een schilderij of beeldhouwwerk echt is.
Zeker de helft van de tijd gaat echter op aan zijn activiteiten als kunstdetective. Het opsporen van soms tientallen jaren geroofde kunstwerken houdt hem dag en nacht bezig. „Ik heb zeker tien zaken tegelijk onderhanden.”
Nazikunst
Al aan het begin van zijn loopbaan als kunstdetective ontdekt hij dat de illegale kunsthandel slechts door enkele tientallen personen wordt geleid, die in wisselende verbanden samenwerken. Zij staan aan de top van de piramide, met daaronder de schatrovers, vervalsers, smokkelaars en kunstdieven. Brand weet in de loop der jaren voorzichtig contact met hen te leggen. Hij informeert naar kunstwerken als de politie het onderzoek heeft afgesloten en krijgt regelmatig tips over kunst die via tussenpersonen wordt aangeboden. Als het hem lukt om de werken te traceren, confronteert hij de huidige eigenaar(s) met de herkomst. „Vaak zijn ze dan al vele malen van bezitter gewisseld, omdat kunst in de criminele wereld meestal wordt gebruikt als onderpand of betaling. Openlijk verkopen gaat niet. Als de meest recente eigenaar dan hoort dat iets is gestolen, wil hij ervan af. Dat gaat meestal via een tussenpersoon. Zeker bij schilderijen is het nodig dat ze weer een goede plek krijgen, omdat ze door vocht en dergelijke op termijn uit elkaar kunnen vallen. Het gaat mij erom het kostbare erfgoed te redden.”
De kunstdetective heeft een indrukwekkend aantal oplossingen op zijn naam staan en haalde daarmee de voorbije jaren regelmatig de wereldpers. Brand was betrokken bij de vondst van het zogenaamde Judas-evangelie, levert een buste van Zadkine af bij de Franse ambassade en brengt uit het West-Fries Museum en het voormalige Scheringa Museum een aantal gestolen schilderijen vanuit de Oekraïne terug bij de eigenaar. Recent vond hij enkele eeuwenoude reliëfstenen in een achtertuin in Engeland. Ze zijn ooit gestolen uit een Spaanse kerk.
In 2015 doet Brand zijn tot nu toe meest opvallende vondst. Na een speurtocht van bijna twee jaar treft hij metershoge bronzen beelden van twee paarden. Adolf Hitler liet ze ooit voor zijn werkkamer in de rijkskanselarij plaatsen. Van de paarden, net als enkele andere monsterlijke sculpturen –typische uiting van nazikunst– was altijd aangenomen dat ze bij de zware bombardementen bij de Slag om Berlijn in 1945 waren vernietigd (zie kader “De paarden van Hitler”).
Oude munten
Arthur Brand groeide op in Deventer. Voor hem nog steeds de mooiste stad van Nederland, waar hij verschillende malen naar terugkeert. Nu woont en werkt hij in Amsterdam. Zijn belangstelling voor de wereld van kunst en vervalsingen krijgt al jong een eerste impuls. „Mijn grootvader zat in Deventer met Han van Meegeren op school. Hij vertelde mij geweldige verhalen over deze meestervervalser.”
Na de middelbare school studeert de Deventenaar Spaans. Hij woont enige tijd in het dit land aan de Middellandse Zee, in een gebied waar gegraven wordt naar archeologische voorwerpen. ’s Nachts gaat hij eens op stap met illegale gravers. De buit bedraagt twee oude munten.
Van Meegeren, munten. Het had u te pakken. Hoe groot was de stap naar kunstdetective?
„Op Koninginnedag 1997 kocht ik op de markt een Romeinse munt. In korte tijd had ik een verzameling. Dat stuit je op de vraag wat echt is of niet. Om het verschil te weten te komen, las ik een boek over vervalsingen. Toen was mijn interesse voorgoed gewekt. En die kreeg iedere keer een nieuwe impuls.”
Hoe hebt u een plekje verworven in de wereld van de kunstdiefstallen?
„Via Michel van Rijn. Hij is ’s werelds beroemdste kunstboef en van geboorte Nederlander. Toen ik contact met hem zocht, was hij informant van de politie geworden. Tijdens mijn eerste bezoek trof ik er vertegenwoordigers van de FBI en Scotland Yard. Ik werd zijn assistent. Ik heb veel van hem geleerd en kreeg een wereldwijd netwerk, ook in de criminele wereld van de kunsthandel. Ik heb met altijd aan de wet willen houden en ben in 2009 voor mezelf begonnen.”
Wat blijft haken uit die tijd?
„Ik was betrokken bij de zoektocht naar het manuscript van het Judas-evangelie, een oud manucript dat door sommigen wordt toegeschreven aan de apostel die Christus veraadde. Heel fascinerende, religieuze kunst. Daar heb ik me verder in verdiept.”
Waar komt die interesse vandaan?
„Ik ben rooms-katholiek, hoewel ik geen kerkganger ben. Religieuze kunst heeft voor mij echt een meerwaarde. Vorig jaar ontdekte ik de locatie van het Byzantijnse mozaïek Marcos, dat tijdens de Turks Cypriotische oorlog in 1974 is gestolen uit een kerk op het eiland.” Hij toont een oorkondeachtig document van de aartsbisschop van Cyprus, die zijn blijdschap uitspreekt over de terugkeer van het kunstwerk. „Het is niet alleen schitterende Byzantijnse kunst. Ongeveer zestien eeuwen hebben mensen bij dit mozaïek geknield en hun noden neergelegd. Dat heeft voor mij echt een diepere lading.”
Hoe verklaart u uw succes als kunstdetective?
„Of ik goed ben, weet ik niet. Ik struikel van de ene zaak naar de andere en heb geluk nodig. Maar succes kun je tot op zekere hoogte ook afdwingen. Als je iets niet doet, gaat het ook zeker niet lukken. Ik houd van het avontuur, ook een voorwaarde. En je hebt voor veel zaken heel veel tijd nodig, onder meer om vertrouwen te winnen. In het begin keek de politie heel argwanend, terwijl criminelen me als een undercoveragent beschouwden. Ten slotte: ik geef nooit op. Een zaak is gelukt of loopt nog. Dat betekent soms een jarenlange zoektocht en speuren naar het ontbrekende stukje. Ik heb daarom bewondering voor rechercheurs die zich bezighouden van zogenaamde cold cases. Die geven ook niet op. Verder ik houd me aan een paar vaste regels.”
Zoals?
„Ik houd me altijd aan mijn woord, tegenover alle partijen. Vooral bij contacten in de onderwereld is belangrijk dat je hun mores kent. Nooit vragen stellen. Je moet hun codes kennen. Ze zijn natuurlijk onmisbaar voor mijn werk. Gestolen kunst vind je niet terug bij het Leger des Heils, zeg ik altijd.”
Wat is de belangrijkste code?
„Humor. Het zijn vaak jongens van de gestampte pot. Er wordt heel veel gelachen. We ontmoeten elkaar op een terras, maar ik nodig ze ook thuis uit. Net als rechercheurs. Daarmee wijk ik natuurlijk echt af van anderen. Dan krijg ik een telefoontje, maar geef ik aan dat iemand maar beter een uurtje later kan komen omdat er bezoek is dat ze liever niet zien. Ik weet dat sommigen me ook een beetje raar vinden. Binnenkort geef ik een lezing, samen met Octave Durham, die bekend werd als dief van twee bekende schilderijen uit het Van Gogh Museum. Hij heeft zich afgewend van de criminaliteit en schreef een biografie. Durham komt hier regelmatig op bezoek. Toen ik de Picasso had, had ik de behoefte om dat te delen en heb hem opgebeld.”
Schuren die afspraken met de onderwereld niet met de wet?
„Ik vraag niet waar iets vandaan komt. Het gaat me erom dat het erfgoed behouden blijft en dus terugkomt. Het heeft geen zin om naar de herkomst te speuren, want ik kom pas in beeld als alle politieonderzoeken zijn afgesloten en het kunstwerk al door vele handen is gegaan. De Nederlandse kunstpolitie, die bestaat uit twee man met wie ik uitstekend samenwerk, gaat daarmee ook heel pragmatisch om. Daarom wordt in dit land ook zoveel gestolen kunst opgespoord. In het buitenland kijkt men jaloers naar de successen hier.”
Amsterdam is een centrum voor kunstdieven?
„In zekere zin wel. Ik herken de criminelen uit dit wereldje aan hun blik, hun loop, kleding en uiterlijk. Daar krijg je oog voor. Wanneer ik op straat loop, word ik zeker drie keer per dag aangesproken. Als ik een telefoontje krijg, moet ik er snel bij zijn. Als het moet midden in de nacht. In het verleden moest ik weleens drie uur reizen en dan kan het momentum weer voorbij zijn. Criminelen hebben geen vast ritme en handelen impulsief, zeker als ze zenuwachtig worden.”
En dan ook nog eens reizen zonder auto…
„Ik heb weleens een schilderij onder mijn arm meegenomen in de bus. Toen ik nog in Deventer woonde, reed mijn vader soms voor me. Ik zie ons nog zitten, in zijn kleine Renault Clio met een schilderij van Dali op de achterbank. Dan knijp je ’m wel, want je moet eens een botsing krijgen met een kunstwerk met een waarde tussen de 5 en de 10 miljoen euro. Daar trapt de verzekering niet in.”
Zijn die contacten niet gevaarlijk?
„Ik ben bepaald niet bang uitgevallen en maar heel zelden bedreigd. Dat is alweer lang geleden. Ik ontmoet mensen die diefstallen en inbraken plegen, geen moordenaars. Van hen heeft zeker 90 procent met de zaak zelf niets te maken, ze krijgen iets in hun maag gesplitst. Maar ik ga zeker niet zover dat ik hen als onschuldig beschouw. Bovendien moet je realistisch zijn. Heel veel in dit wereldje heeft ergens een link met de handel in drugs.”
U wordt er zelf niet rijk van?
„Er gaat vaak geld bij. Dat is niet erg, want bezit geeft alleen maar zorgen. Ik word geestelijk rijk van sommige ontdekkingen.”
Houdt u tijd over voor hobby’s?
„Ik houd van muziek en van lezen. Boeken over ontdekkingsreizen, over religie, gnostiek en misdaad. Ik zou me zo kunnen terugtrekken in een klooster en monnik zijn. Vroeger verwachtte ik postbode te worden. Voorspelbaar en geen stress.”
U schreef eerder over het Judas-evangelie en over de schat van Carchemis, nu over de Hitlerpaarden. Komt er nog meer?
„Ik schrijf heel graag, in de nachtelijke uurtjes. Heel ontspannen is dat. Volgend jaar komt er een boek waarin verschillende ontdekkingen worden beschreven. Daarin komen ook de schilderijen uit Noord-Holland aan de orde.”
De paarden van Hitler hebt u opgespoord, maar bij de politie-invallen bij de oud-nazi’s en vermeende bezitters mocht u niet zijn. Hebt u ze al gezien?
„Helaas niet. Dat heeft te maken met de nauwkeurigheid van de Duitsers. Er lopen nog enkele rechtszaken van voormalige nazi’s, die de beelden terug willen. Kansloos, maar tot de definitieve uitspraak mag je er niet bij. In m’n droom heb ik er echter al op gezeten. Maar ze zullen ooit in een grote tentoonstelling komen.”
Valt de vondst van de nazikunst nog te overtreffen?
„Ik ben bezig met de grootste kunstroof aller tijden, de diefstal van dertien werken uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. Daar werd dertig jaar geleden voor 500 miljoen dollar geroofd. Onder de schilderijen waren ook een Vermeer en het enige zeegezicht van Rembrandt. Daarnaast moet er mogelijk nog een manuscript zijn van het zogenaamde verloren evangelie. Daarin staan uitspraken van Jezus waarop de vier evangelisten zich in hun boeken hebben gebaseerd. Dat is misschien niet groter, maar doet me emotioneel veel meer. Als ik dat vind, stop ik er misschien mee.”
Echt?
Peinzend: „Ik denk niet dat het me lukt om te stoppen.”
De paarden van Hitler
De zoektocht naar de paarden van Hitler begint voor Arthur Brand in 2014 als hem een foto wordt getoond van door nazi-kunstenaar Josef Thorak vervaardigde bronzen beelden. Ze zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog onderdeel van de Nieuwe Rijkskanselarij van Adolf Hitler, waarin en waar omheen tal van pompeuze beeldhouwwerken zijn gegroepeerd. De nazidictator kijkt vanuit zijn werkkamer op de drie meter hoge en vele tonnen wegende paarden.
Brand, die de foto’s ziet bij de voormalige kunstrover en latere politieinformant Michel van Rijn, gelooft stellig dat het om een replica gaat. De foto is gestuurd door een kunsthandelaar uit Antwerpen, die probeert de paarden voor een onbekende opdrachtgever voor 8 miljoen euro aan de man te brengen.
De detective verzint een steenrijke Amerikaanse oliebaron als opdrachtgever en probeert de herkomst te achterhalen door zich als koper op te werpen. Maar tijdens gesprekken met oud- en neonazi’s, oud-KGB’ers, voormalige leden van Stasi, kopstukken van criminele organisaties en louche figuren komt hij er tot zijn stomme verbazing achter dat de beelden uit de Rijkskanselarij kort voor de ondergang van het Derde Rijk zijn veiliggesteld.
Ze zijn daarna in handen van de Russen gevallen, doorverkocht aan oud-nazi’s en met hulp van de Duitse politie in 2015 aan de rechtmatige eigenaar, de Duitse staat, teruggeven. Tijdens zijn zoektocht krijgt Brand een kijkje in de keuken van de wereld van oud- en neonazi’s. Hij ontmoet zelfs Gudrun Himmler, de dochter van de oorlogsmisdadiger en rechterhand van Hitler, Heinrich Himmler. De vrouw, die vorig jaar overleed, is dan nog de onbetwiste naziprinses en leider van Stille Hilfe, de ondergrondse organisatie die nog steeds actief is met hulp aan oud- en neonazi’s.
Arthur Brand
Arthur Brand (49) specialiseerde zich, na een studie Spaans en geschiedenis, in de kunst en antiquiteitenhandel. Zijn vondsten van de paarden van Hitler, een schilderij van Dali, vijf schilderijen uit het Westfries museum en recent een verloren gewaand schilderij van Picasso, waren wereldnieuws. De totale waarde van de door Brand opgeloste zaken is, mede dankzij de dure Picasso, opgelopen tot een bedrag tussen de 200 en de 250 miljoen euro.
Hij begon in 2009 voor zichzelf en groeide uit tot de bekendste kunstdetective ter wereld. Hij houdt er niet van zich op de borst te kloppen. „Ik ben zo’n beetje de enige kunstdetective. Dan ben je beste maar tegelijkertijd de slechtste.”
Vorig jaar werd een documentaire over zijn werk via de televisie uitgezonden. Zijn boek ”De paarden van Hitler” wordt binnenkort verfilmd. In Amsterdam heeft hij zijn eigen bureautje, Artiaz.
Lees ook:
Kunstdetective vindt eeuwenoude religieuze beelden terug (RD, 22 januari 2019)