Toeristen lopen Laos onder de voet
Sinds oktober vorig jaar lijkt Laos onder de voet te worden gelopen door buitenlandse toeristen. Een geheime bestemming is het minst bekende land van Indochina al lang niet meer; volgens officiële cijfers kreeg Laos vorig jaar bijna 1,5 miljoen bezoekers over de vloer. De cultuur van het lange tijd geïsoleerde land dreigt aan die overrompeling ten onder te gaan.
In de Phothisarastraat in het centrum van Luang Prabang kuieren evenveel toeristen rond als plaatselijke inwoners. Overal lokken restaurants, bakkerijen en hotels klanten; zelfs aan internetcafés is er geen gebrek. Luang Prabang was tot 1560 de hoofdstad van het koninkrijk Lan Xang; daarna verschoof die functie naar Vientiane, de huidige hoofdstad van het land.
Maar met zijn talrijke kloosters en historische monumenten is Luang Prabang nog altijd het centrum van de Laotiaanse cultuur. In 1995 plaatste Unesco de stad op haar lijst van cultureel werelderfgoed, maar het is de vraag of de aanstormende toeristenmassa’s de stad niet snel tot een openluchtmuseum zullen omvormen.
Luang Prabang is inmiddels vlot bereikbaar via de lucht en per boot vanuit het naburige Thailand. Er worden ook nieuwe wegen aangelegd die nog meer bezoekers kunnen aanvoeren. Die ontwikkelingen maken deel uit van plannen die voor een groot deel buiten Laos worden gesmeed.
In het Ontwikkelingsplan voor de Subregio van de Mekong en Omgeving, een initiatief van de Aziatische Ontwikkelingsbank, de Wereld Toerisme Organisatie (WTO), de Pacific Asia Travel Association (PATA) en de nationale toerismeorganisaties van de zes Mekong-landen, fungeert de oude koningsstad als toegangspoort tot een hele reeks andere toeristische bestemmingen die voor het grootste deel enkel nog in de fantasie van projectontwikkelaars bestaan.
Op die manier krijgt Laos, een land dat de voorbije decennia nauwelijks aan buitenlandse invloeden blootstond, opeens af te rekenen met een enorme bouwwoede op plaatsen die toeristen zouden kunnen lokken, met het afval dat de reizigersstromen achterlaten en vooral ook met de onvermijdelijke conflicten tussen de plaatselijke gewoonten en geïmporteerde waarden.
Unesco, die samen met enkele andere VN-instellingen participeert in het Ontwikkelingsplan voor de Subregio van de Mekong en Omgeving, is zich ervan bewust dat de status als werelderfgoed niet alleen voordelen heeft voor Luang Prabang. Laurent Rampon, de coördinator van een aantal Unesco-projecten in de stad, geeft toe dat de illegale hotels die overal uit de grond worden gestampt, de stad er niet mooier op maken. „Maar het toerisme is de beste manier om de welvaart van de inwoners van Luang Prabang te doen toenemen”, meent hij. „We moeten er alleen voor zorgen dat het toerisme de plaatselijke bevolking ten goede komt, en dat de inwoners begrijpen dat de toeristen aangetrokken worden door de schoonheid van de stad.”
De Aziatische Ontwikkelingsbank, de grootste financier achter de toeristische ontwikkeling van Laos, is niet ongevoelig voor de kritiek die haar vaak grootschalige projecten oproepen. „Goed gepland en beheerd toerisme” kan volgens de bank direct bijdragen tot armoedebestrijding, de belangrijkste doelstelling bij leningen aan straatarme landen als Laos. De bank zet daarvoor onder meer in op ecotoerisme.
Maar de critici van de Aziatische Ontwikkelingsbank zijn niet overtuigd. „Al die aandacht voor duurzaam toerisme is er alleen maar omdat die sector momenteel de beste groeikansen biedt”, zegt Anita Pleumarom van het Onderzoeks- en Controleteam Toerisme in Bangkok. „De belangrijkste doelstelling is steeds meer bezoekers lokken, en dat valt niet te rijmen met de kleinschaligheid en de lokale controle die essentieel zijn om van ecotoerisme te kunnen spreken.”
Volgens Pleumarom moeten de ecotoeristen alleen het pad effenen voor de massa’s bezoekers die uiteindelijk de weg naar Laos zullen vinden. Als investeringen in dergelijke vormen van massatoerisme al bijdragen tot armoedebestrijding, dan zijn de resultaten daarvan volgens Pleumarom in elk geval niet duurzaam. De bevolking in de toeristische gebieden wordt immers aangemoedigd haar zelfvoorzienende levenswijze en de traditionele inkomensverwervende activiteiten op te geven. Bovendien vloeit een groot deel van het geld dat toeristen binnenbrengen weg naar het buitenland of naar de elite in de steden.