„Kerkbelasting werkt geen kerkverlating in de hand”
In Europese landen waar kerkbelasting wordt geheven, blijft ruime steun voor deze heffingen. Verplichte kerkbelasting lijkt bovendien niet bij te dragen aan secularisatie.
Deze conclusies komen naar voren uit een dinsdag gepubliceerd rapport van het Amerikaanse onderzoeksbureau Pew Research Center. De gegevens voor de studie kwamen uit een grootschalig onderzoek uit 2017, gebaseerd op 24.000 telefonische interviews in 15 Europese landen.
Het nieuwe rapport richt zich op zes landen waarin een vorm van kerkbelasting functioneert: Denemarken, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland. Gemene deler van deze landen is dat de kerkbelasting verplicht is voor kerkleden: wie niet wil betalen, moet zich laten uitschrijven uit de kerk.
Niet-religieus
„Een opvallende uitkomst van ons onderzoek is dat de meeste mensen die nu kerkbelasting betalen, aangeven dat te willen blijven doen”, vertelt onderzoeksleider Neha Sahgal. Hoewel er Europeanen stoppen met het betalen van kerkbelasting –en daarmee afscheid nemen van de kerk– is de groep die aangeeft de heffing te willen blijven betalen in alle landen groot met minstens driekwart van de ondervraagden.
Deze conclusie springt met name in het oog omdat het onderzoek ook aantoont dat het merendeel van de kerkbelastingbetalers geen frequente kerkganger is. Zo betaalt in Denemarken 60 procent van de mensen die zichzelf als ”niet-religieus” bestempelen kerkbelasting en blijft dus officieel ingeschreven als kerklid. Daarmee zorgen zij voor ongeveer een vijfde van de totale belastinginkomsten van de Deense volkskerk.
Kritiek
Kerkbelastingen werden vanaf de 19e eeuw ingevoerd in verschillende Europese landen om met name volkskerken –die na de scheiding van kerk en staat veel bezit verloren– van inkomsten te voorzien. De heffing is ook nu nog voor veel religieuze gemeenschappen de belangrijkste bron van inkomsten.
De kerkbelasting is echter niet onomstreden. Er is kritiek op de uitzonderingspositie die kerken hiermee krijgen in een inmiddels multireligieuze samenleving. In verschillende landen leidde dit tot aanpassingen. Zo laten in Duitsland nu ook joodse en humanistische groeperingen ‘kerkbelasting’ heffen van hun leden.
Tegenstanders stellen ook dat de heffing strijdt met de vrijheid van godsdienst: aan het uitoefenen van een religie zou geen verplicht prijskaartje mogen hangen.
Daarnaast klinkt het argument dat veel kerkbelastingbetalers er simpelweg niet aan toekomen om zich te laten uitschrijven uit de kerk, of dat zij niet weten hoe dat moet. Zo lanceerde de Deense Atheïsten Vereniging tijdens een campagne in 2016 een website met instructies hoe de Denen zich konden uitschrijven uit de kerk. Het aantal uitschrijvingen steeg dat jaar met zo’n 150 procent.
Onderzoeker Sahgal wijst er echter op dat de betalers van kerkbelasting volgens het onderzoek de rol van de kerk in de samenleving positiever zien dan degenen die de heffing niet (meer) betalen. „Dit toont aan dat mensen de kerk zien als een waardevol sociaal instituut dat zij financieel willen steunen – ongeacht hun eigen religieuze overtuiging.”
Jongeren
Eerder onderzoek suggereerde dat kerkbelastingen een seculariserend effect zouden hebben: de financiële verplichting zou een extra stimulans zijn voor mensen die zich niet als religieus zien om zich te laten uitschrijven uit de kerk. Toch wijst niets in deze studie op zo’n verband, zegt Sahgal. „Het is eerder andersom: in landen met kerkbelasting zijn relatief veel mensen die zich christelijk noemen, terwijl sommige landen met het hoogste secularisatiecijfer –zoals Nederland– geen kerkbelasting kennen.”
Jongvolwassenen –tussen de 18 en 34 jaar– betalen volgens het onderzoek het minst kerkbelasting. Deels omdat zij vaak nog geen belastbaar inkomen hebben. Ook zijn steeds meer jongeren niet gedoopt of kerkelijk opgevoed, waardoor ze nooit verplicht zijn geweest om de belasting te betalen. Bovendien is onder jongvolwassenen de groep uitschrijvers uit de kerk relatief groot.