Overheid hoeft zich niet zomaar neer te leggen bij komst haatprediker
De rillingen lopen een mens al snel over de rug bij het tot zich nemen van wat homohater en Holocaustontkenner Steven Anderson zoal te berde heeft gebracht. Deze haatprediker strooit opruiende teksten in de rondte als waren het pepernoten. Hij juichte toen in Florida drie jaar geleden bij een aanslag op een lhbti-club bijna vijftig mensen om het leven kwamen. Het wereldwijd opnieuw ontluikende antisemitisme weerhoudt hem er niet van om publiekelijk satanische krachten toe te schrijven aan het joodse volk.
Wat zou zo’n haatzaaier bewegen om opzichtig aan te kondigen dat hij voorbereidingen treft voor een Europees tournee en daarbij ook Nederland aan wil doen? In onze hightechwereld is zijn podium al uiterst ruim, om niet te zeggen onbegrensd te noemen. Wat een sinister spel, wat een ziekelijke vorm van aandachttrekkerij.
Niettemin ligt de vraag nu wel op tafel wat de landelijke en de lokale overheid in Amsterdam staat te doen. Anderson heeft zijn aankondiging om op 23 mei een bezoek te brengen aan de hoofdstad wereldkundig gemaakt en mede omdat hij zich al eerder een reislustige voorganger toonde, oogt die voldoende serieus.
Het kan niet anders of veel van de politici die vorige week de vuisten balden en gespierde taal uitsloegen, beseffen terdege dat het weren en buiten de landsgrenzen houden van Anderson een juridisch waagstukje is. Nederland is een land waar veel aanstootgevends kan worden getekend en veel onsmakelijks kan worden gezegd; door cartoonisten, columnisten en dus ook door predikers. De achterliggende gedachte daarbij is dat de mondige burger de verkondiger van onwelgevallige meningen eerst maar eens fier van repliek moet dienen. Weerbaarheid voor alles, heet dat in vooruitstrevende, kosmopolitische kring.
Dat de Amerikaan niet visumplichtig is, is een bijkomende complicatie. De snelste route voor staatssecretaris Harbers (Justitie) om hem met een eenvoudige, administratieve handeling te beletten naar Nederland te komen, is daardoor geblokkeerd.
Niettemin kan Femke Halsema als burgemeester met de gemeentewet in de hand het nodige uitrichten, zoals het opleggen van een spreek-, of locatieverbod. Zeker de kortgedingrechter die het bij een sobere belangenafweging houdt en de kwetsbare veiligheidssituatie van de joodse gemeenschap in Amsterdam (en elders) kent, moet daar de redelijkheid van kunnen inzien.
Bovendien, Anderson komt voor zover bekend ongenood. Hij laat zijn komst al dan niet bewust niet faciliteren door een organisatie met wie constructief valt te overleggen over het treffen van veiligheidsmaatregelen. Mede omdat hij zichzelf die mogelijkheid ontneemt, valt hier juridisch dus zeker enige speelruimte te ontwaren om hem stevig te dwarsbomen. Die ruimte mag rond de komst van een dergelijke engerd gerust worden beproefd.